spell/gram 11/12

spell/gram 11/12
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

spell/gram 11/12

Slide 1 - Tekstslide

10 minuten

Slide 2 - Tekstslide

bespreken huiswerk
Lezen blz 147

maken blz 146, opdracht 2 tot en met 14
+ maken Drillster onderwerp en gezegde

Slide 3 - Tekstslide

Doel: video
Je leert hoe je een zin kunt opdelen in zinsdelen.
+
Je leert hoe je hoofdwerkwoorden en hulpwerkwoorden herkent in een zin.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een zinsdeel?
A
Stukje uit een woord
B
Woorden die los staan
C
Stukje van een zin
D
Losse woorden

Slide 5 - Quizvraag

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Wanneer heb ik vakantie ?
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 6 - Quizvraag

ik / wil / naar huis
Alles wat voor de pv kan staan, is een zinsdeel. Wat is zeker een zinsdeel?
A
ik
B
naar huis
C
wil
D
niets

Slide 7 - Quizvraag

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Hij eet een appel.'
A
3 zinsdelen
B
2 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
1 zinsdeel

Slide 8 - Quizvraag

ik / wil / naar huis
Alles wat voor de pv kan staan, is een zinsdeel. Wat is zeker een zinsdeel?
A
ik
B
naar huis
C
niets

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen zinsdeel?
A
Persoonsvorm (pv)
B
Onderwerp (ow)
C
Lijdend voorwerp (lv)
D
Zelfst. naamwoord (zn)

Slide 10 - Quizvraag

Zinnen bestaan uit zinsdelen. Zinsdelen bestaan uit...
A
delen van zinnen
B
één woord of meerdere woorden die bij elkaar horen
C
meerdere woorden die bij elkaar horen
D
één woord

Slide 11 - Quizvraag

Lezen bladzijde 155
Maken opdracht  2, 4, 6 en 10 vanaf bladzijde 154

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdwerkwoord en  hulpwerkwoord
zie video

Lezen bladzijde 159

Slide 13 - Tekstslide

Het heeft wel lang geduurd zeg!
A
heeft = hoofdwerkwoord
B
heeft = hulpwerkwoord
C
D

Slide 14 - Quizvraag

De verkoopmedewerker controleert de kassabon van de klant.
A
Controleert is een hulpwerkwoord.
B
Controleert is een hoofdwerkwoord.
C
Verkoop is een hulpwerkwoord
D
Controleert is een zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

De bekende zangeres (heeft) opgetreden in de Arena.
A
Hoofdwerkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 16 - Quizvraag

De leerlingen worden tijdens het uitje op het strand (weggeblazen) door de wind.
A
Hoofdwerkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 17 - Quizvraag

De meesten van ons (zijn) er vermoeid door de lange busreis.
A
Hoofdwerkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Ik heb de date met Bart afgezegd.
afgezegd is:
A
hoofdwerkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Jean is vandaag niet naar school gegaan.

Wat voor werkwoord is 'is'?
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord
D
hoofdwerkwoord

Slide 20 - Quizvraag

De docent heeft alles voor iedere student weten kunnen te kopiëren.
'heeft' is een
timer
0:10
A
hoofdwerkwoord en pv
B
hulpwerkwoord en pv

Slide 21 - Quizvraag

De docent heeft alles voor iedere student weten te kopiëren.
'heeft' is een
timer
0:10
A
hoofdwerkwoord en pv
B
hulpwerkwoord en pv

Slide 22 - Quizvraag

Wat geeft de belangrijkste betekenis aan het werkwoordelijk gezegde?
A
Hoofdwerkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 23 - Quizvraag

Huiswerk:
Maken opdracht 2, 4, 6 en 10 vanaf bladzijde 154

en
Maken blz. 158 opdracht 2, 3, 5, 7, 9, 11, 12 en 14
+
Drillster oefening: Spelling en grammatica 11 en 12



Slide 24 - Tekstslide