06 en 07 oktober Spelling

H4N
Welkom
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H4N
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • afronden oefentoets Poep (donderdag) en bespreken (vrijdag)
  • uitleg spelling
  • zelfstandig werken


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Deze week heb je je laatste vragen gesteld over Verhaalanalyse en heb je inzicht in lastige onderdelen van spelling.

Let op: formatieve spellingstoets op vrijdag 4 nov.

Slide 3 - Tekstslide

Spellingtheorie Nw Ned
  • 8.1 t/m 8.3: werkwoorden
  • 8.4: hoofdletters
  • 8.5: meervoud
  • 8.6: tussenklank
  • 8.7: aan elkaar of los
  • 8.9: liggend streepje
  • 8.11: getallen
  • 8.12: sommige of sommigen



Slide 4 - Tekstslide

Sommige of sommigen

Slide 5 - Tekstslide

Sommige, vele, enkele, beide
 Met een -e
  • als ze bijvoeglijk gebruikt worden: sommige mensen, vele klassen
  • als ze verwijzen naar zaken of dieren: vogels fluiten en de meeste doen dat vaak. 

Slide 6 - Tekstslide

Sommigen, velen, enkelen, beiden
 Met een -en
  • als ze zelfstandig gebruikt worden én verwijzen naar mensen: sommigen vinden winterweer fijn. 
  • let op:  als het woord verwijst naar eerder genoemde personen in dezelfde zin, schrijf je -e: De klanten zijn boos en enkele (klanten) dienen zelfs een klacht in.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden 
 Met -en:
  • als ze zelfstandig gebruikt worden én als ze naar mensen verwijzen: gehandicapten krijgen een rolstoel; doven en slechthorenden.
Met -e:

  • als ze bijv. gebruikt worden (kleine huizen, leuke vrienden)

Slide 9 - Tekstslide

Haal de fouten eruit!
  1. De meeste honden lopen aan de lijn, maar sommigen lopen in het bos los. 
  2. Leerlingen op het Cals komen meestal uit IJsselstein of Houten, maar de meesten komen uit Nieuwegein
  3. De geslaagde vierden een fantastisch feest.

Slide 10 - Tekstslide

Haal de fouten eruit!
  1. De meeste honden lopen aan de lijn, maar sommige lopen in het bos los. (want een dier)
  2. Leerlingen op het Cals komen meestal uit IJsselstein of Houten, maar de meeste (leerlingen kun je erachter zetten, dus geen 'n') komen uit Nieuwegein.
  3. De geslaagden vierden een fantastisch feest.

Slide 11 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 12 - Tekstslide

 Aan elkaar geschreven worden...
  1. samenstellingen: deurbel, lageloonland
  2. getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: dertienduizend; maar: tien miljoen
  3. combinaties van een voorzetsel en een bijwoord: "hij woont dichtbij", maar als er vnw of zn volgt, wordt het: "hij woont dicht bij mij." 

Slide 13 - Tekstslide

 Aan elkaar geschreven worden...
  • combinaties van of twee voorzetsels: voorin, achterop, maar als een voornaamwoord of zn volgt, wordt het: "hij zit voor in de bus".
  • combinaties van bijwoorden die bestaan uit er, hier, daar, waar + vz: hierdoor, waarmee. Let op bij voorzetsels die bij het werkwoord horen: dat hangt ervan af (af hoort bij 'hangen': afhangen van)

Slide 14 - Tekstslide

Vragen?

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
  • opdrachten spelling
  • Verhaalanalyse begrippen bestuderen 
  • Cambiumned.nl / Literaire begrippen

Slide 16 - Tekstslide

Waar schrijf je hoofdletters?
  •  ....
  • aan het begin van de zin. Let op: 's Middags
  • bij namen. Let op: meneer Van Hal; Michiel van Hal
  • bij aardrijkskundige namen, feestdagen, gebouwen. Let op: Kerstmis (maar kerst), Zuid-Amerikaans, Domtoren
  • bij citaten: "Ik ben oud", sprak hij.

Slide 17 - Tekstslide

Waar schrijf je kleine letters?
  •  ....
  • dagen, maanden, seizoenen: maandag, april, herfst
  • religies: christendom, islam
  • windstreken: het zuiden
  • afleidingen van feestdag: paasmarkt
  • vervolg van citaat: "Als ik dit doe", zei Jan, "dan kan dat niet."

Slide 18 - Tekstslide

Komma's
  • tussen twee persoonsvormen: 
  • Als het jou vandaag echt niet uitkomt, zal ik onze afspraak verzetten naar volgende week. 
  • in lange zinnen voor een voegwoord:
  • De personages in deze roman zijn oppervlakkig en weinig geïnteresseerd in elkaar, omdat de schrijver het vluchtige leven heeft willen neerzetten. 

Slide 19 - Tekstslide

Haal de fouten eruit!
  1. Meneer de Vries gaat in de Lente tijdens de Paasvakantie vaak naar Engeland. 
  2. Het Christendom is ontstaan in het midden-oosten.

Slide 20 - Tekstslide

Haal de fouten eruit!
  1. Meneer De Vries gaat in de lente tijdens de paasvakantie vaak naar Engeland. 
  2. Het Christendom is ontstaan in het Midden-Oosten.

Slide 21 - Tekstslide

Lastige spelling meervoud
  • Meervoud op -s
  • s eraan vast als de uitspraak blijft kloppen: logés, cafés
  • 's als er uitspraakproblemen ontstaan:
  • bij klinkers a, i, o, u, y: baby's / piano's / accu's / taxi's
  • bij afkortingen: hbo's

Slide 22 - Tekstslide

Lastige spelling meervoud
  • Meervoud op -en
  • aanpassing spelling: stok - stokken / laars - laarzen
  • woorden die eindigen op -ie: 
  • klemtoon op -ie → meervoud met -ën: industrie – industrieën.
  • klemtoon niet op -ie → meervoud met -n; trema op de e die er al staat: porie – poriën.

Slide 23 - Tekstslide

Haal de fouten eruit!
  1.  Bij de entree's van de bureau's bij de efteling moet je altijd lang wachten.
  2. De financieën van het bedrijf dat accu's verkoopt zijn sinds het begin van de coronapandemie een puinhoop

Slide 24 - Tekstslide

Haal de fouten eruit!
  1.  Bij de entrees van de bureaus bij de Efteling moet je altijd lang wachten.
  2. De financiën van het bedrijf dat accu's verkoopt, zijn sinds het begin van de coronapandemie een puinhoop.

Slide 25 - Tekstslide

Spelling van samenstellingen
  • Wat is een samenstelling?
  • een samenstelling schrijf je aan elkaar

 



Slide 26 - Tekstslide

Aan elkaar => tussenletter 
  • bij sommige samenstellingen een -s: machtsvertoon dus ook: machtsstrijd (stationsplein dus ook stationschef)
  • Regel: 
  • je hoort een -s, dus je schrijft 'm
  • bij veel andere samenstellingen een -n of -en: vriendendienst en berenkuil
  • Regel: 
  • -en als eerste deel een zelfst. nw is met meervoud op -en 

Slide 27 - Tekstslide

Géén -en, maar een -e als eerste deel....
  1. géén mv heeft: roggebrood (want 'rogge')
  2. Er maar één van is (zon): zonnestraal
  3. Als eerste deel (ook) een mv op -es heeft: asperges, ziekten/-es: aspergesoep, ziektekiem
  4. Géén zelfst. nw is: blindedarm
  5. Als het eerste deel een versterking is van bijv.nw: boordevol.

Slide 28 - Tekstslide

DUS: de tussenletter -n schrijf je als:
Het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is en alléén een meervoud heeft op -EN.
3 uitzonderingen waarbij je toch ook -e schrijft:
1. Er is er maar één van (zonnestraal / koninginnedag)
2. Het woord is niet meer als samenstelling te herkennen (schattebout / spillebeen)
3. Eerste deel versterkt het tweede deel (apetrots / beresterk)

Slide 29 - Tekstslide

Vragen?

Slide 30 - Tekstslide