Conjuncturele werkloosheid heeft te maken met bestedingen.
A
Waar
B
Niet waar
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Conjuncturele werkloosheid heeft te maken met bestedingen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 1 - Quizvraag
Regionale werkloosheid betekent dat je in een bepaalde tijd weinig werk hebt.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Stel je hebt voor je onderneming 34% overige kosten en 66% arbeidskosten. Je stuurt mevrouw Vonk een factuur van € 324. Hoe hoog zijn de loonkosten van deze factuur? Laat een berekening zien.
Slide 3 - Open vraag
Door aanschaf van nieuw gereedschap gaat het werk sneller en wordt de concurrentiepositie beter.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de arbeidsmarkt?
Slide 5 - Open vraag
Bij een krappe arbeidsmarkt heb je veel vacatures en weinig werkloosheid.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Hoe noemen we een periode van een slecht draaiende economie waarin de totale productie daalt?
Slide 7 - Open vraag
Je hebt een beroepsbevolking van 12.300.000 mensen, daarvan zijn er 432.000 werkloos. Wat is het werkloosheidspercentage? Laat een berekening zien en rond af op 1 decimaal
Slide 8 - Open vraag
Wat is een eenmanszaak
Slide 9 - Open vraag
Loon is een vorm van inkomen
A
Uit bezit
B
Uit arbeid
C
Uit overdrachtsinkomen
Slide 10 - Quizvraag
Welke wetten beschermen de arbeiders
A
Arbowet
B
Arbeidstijdenwet
C
Algemene wet gelijke behandeling
D
Alle drie
Slide 11 - Quizvraag
werkloosheid
A
Aanbod arbeid is groter dan de vraag
B
Aanbod van arbeid is kleiner dan de vraag
Slide 12 - Quizvraag
Hiernaast een tabel over de prijzen. Welk jaar is het basisjaar?
2019
2020
2021
2022
102
100
98
107
Slide 13 - Open vraag
Hiernaast een tabel over de prijzen. Hoeveel zijn de prijzen gestegen tussen 2019 en 2022?
2019
2020
2021
2022
102
100
98
107
Slide 14 - Open vraag
Bij nivellering komen de inkomens van huishoudens dichter bij elkaar
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Leg uit wat inflatie is.
Slide 16 - Open vraag
Noem 1 voordeel van inflatie
Slide 17 - Open vraag
Nederland heeft een planeconomie
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
maken
Je kunt aan de slag met de examentrainer van Hoofstuk 4
Slide 19 - Tekstslide
Ik ga een ...... halen op de toets. 100 = cijfer 10