Tijd

Tijd in verhalen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Tijd in verhalen

Slide 1 - Tekstslide

doelen
Je weet je wat je allemaal over de tijd van een verhaal kan zeggen.  We hebben het over de volgende begrippen: 
- Verteltijd
- Vertelde tijd
- Chronologische volgorde

Waarom zou je dit willen weten/kunnen?

Slide 2 - Tekstslide

Tijd in verhalen


Verhalen kunnen zich afspelen in een andere tijd.
Dit kan in de toekomst zijn of in het verleden.

Slide 3 - Tekstslide

Tijd in verhalen
Om te bepalen in welke historische tijd een verhaal zich afspeelt, let je op de volgende zaken:
  • jaartal
  • historische figuren
  • historische gebeurtenissen
  • gewoontes, voorwerpen, kleding en eten
  • omgeving

Slide 4 - Tekstslide

Tijd in verhalen

Je kunt de tijd in verhalen op verschillende manieren beschrijven:


- In welke tijd speelt een verhaal zich af?  (Historische tijd.)

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal? (Vertelde tijd.)

- Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?                           M.a.w is het verhaal chronologisch verteld of niet?

Slide 5 - Tekstslide

Verteltijd
Verteltijd is de tijd die nodig is om een verhaal te vertellen. 

In een film is dit het aantal minuten dat een film duurt. 

In een boek benoem je het aantal bladzijdes

'De verteltijd van Oorlogswinter is  176 bladzijdes.'

Slide 6 - Tekstslide

Vertelde tijd
De vertelde tijd is de tijd die in het boek verstrijkt.

Zijn we aan het einde van het boek een dag verder? Een jaar? Meerdere jaren?  Je kan kijken naar hoeveel ouder het personages geworden is in de loop van het verhaal. 

'De vertelde tijd van Oorlogswinter is 28 jaar. Eerst beleef je het laatste half jaar van de hongerwinter door de ogen van Michiel, maar je leest aan het einde ook een stukje over Michiel als hij 43 is.'
 

Slide 7 - Tekstslide

Tijd in verhalen
Verteltijd

De tijd die nodig is om een verhaal te vertellen. 
Vertelde tijd

De tijd die in een verhaal verloopt. 

Slide 8 - Tekstslide

Chronologische volgorde
Een verhaal staat in de chronologische volgorde als de gebeurtenissen worden verteld in de volgorde waarin ze zijn gebeurd. 

Zijn er flashbacks naar eerdere gebeurtenissen en stap je echt even terug in de tijd, beleef je daar het verhaal en spring je daarna weer terug naar het heden? Dan is het verhaal niet-chronologisch

Tip: Bij een flashback wordt het hoofdpersonage ineens jonger (een paar uur, dagen of jaar). 

Slide 9 - Tekstslide

Chronologische volgorde
Hetzelfde effect kan je bereiken met een flashforward. Het verhaal speelt zich dan ineens even af in de toekomst. Het verhaal is dan dus niet-chronologisch. 

Tip: Bij een flashforward wordt het hoofdpersonage ineens ouder (een paar uur, dagen of jaar). 

Slide 10 - Tekstslide

Chronologische volgorde
Soms denkt een personage alleen even terug aan het verleden. Dat is geen flashback maar een terugverwijzing. Het personage blijft op hetzelfde punt in het verhaal en is niet ineens ouder of jonger. 

Dit werkt hetzelfde als wanneer jijzelf even terugdenkt aan het verleden. Je bent nog steeds hier, in het nu. 

Slide 11 - Tekstslide

Dit verhaal is ...
A
chronologisch
B
niet-chronologisch

Slide 12 - Quizvraag

Tijd in verhalen
Verteltijd

De tijd die nodig is om een verhaal te vertellen. 
Vertelde tijd

De tijd die in een verhaal verloopt. 
Chronologische volgorde

De gebeurtenissen staan in de volgorde waarin ze gebeurd zijn. 

Soms zijn er terugverwijzingen
Niet-chronologische volgorde

De gebeurtenissen lopen door elkaar. Er zijn flashbacks en flashforwards

Slide 13 - Tekstslide

Oefenen


Hoe zit het eigenlijk in het boek dat jij aan het lezen bent? 
Noteer wat de verteltijd is, hoe lang de vertelde tijd nu al duurt en of het verhaal tot nu toe chronologische is of niet. 

Slide 14 - Tekstslide

Volgorde in tijd - Begrippen

Chronologie


Flashback


Flash forward


Terugverwijzing




Chronologisch: in volgorde van tijd, van begin tot einde 
Niet-chronologisch: volgorde van gebeurtenissen door elkaar verteld
Terugblik naar een gebeurtenis eerder in de tijd.
Vooruitblik naar een gebeurtenis in de toekomst.
Personage denkt terug of vertelt over een gebeurtenis in het verleden ZONDER dat de verhaallijn wordt onderbroken zoals bij een flashback. Het verhaal gaat dus gewoon door.
Op Niveau H.2, p.6

Slide 15 - Tekstslide

Tijd in een verhaal is:
  • chronologisch
                 - terugverwijzing
                 - vooruitwijzing (spanning!)
  • niet-chronologisch
                - flashback
                -flash forward

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

quizje - vier vragen 

Slide 18 - Tekstslide


Met een flashback wordt het verhaal...
A
niet-chronologisch
B
chronologisch

Slide 19 - Quizvraag

Een flashback onderbreekt de chronologie van een verhaal niet.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Een schrijver gebruikt een
flashforward vooral . . .
A
om terug te blikken op gebeurtenissen
B
om je te laten meeleven met de hoofdpersoon
C
voor de chronologische volgorde
D
om het verhaal spannend te maken

Slide 21 - Quizvraag

Bekijk de film en beantwoord de volgende vragen:

- Fictie of non-fictie?
- Wie is volgens jou de hoofdpersoon?
- In welke tijd speelt het verhaal zich af? Hoe weet je          dat?
- Wat is de vertelde tijd?
- Is het verhaal chronologisch of niet-chronologisch en       waaraan zie je dat?
- Heeft de film volgens jou een gesloten of open einde?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Creatief schrijven: drie woorden
Schrijven met 3 willekeurige woorden:

We gaan straks drie woorden draaien en daarmee ga je in vijf minuten een verhaal schrijven. Blijf doorschrijven, het maakt niet uit welke kant het op gaat. 

Slide 24 - Tekstslide

Oefening 2: drie woorden
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Creatief schrijven: drie woorden
Lees het verhaal dat je geschreven hebt en pas het hier en daar aan. 

Wie durft zijn verhaal te delen?
timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide