Parler de ses vacances Ch1

Parler de ses vacances Ch1
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Parler de ses vacances Ch1

Slide 1 - Tekstslide

Programme
  • Vertalen in/naar + stad of land uitleg
  • On pratique
  • Phrases clés, oefenen
  • Répétition futur proche - on parle

Slide 2 - Tekstslide

in / naar + stad / land
Ik ga naar Parijs.                Je vais à Paris.
Hij is in Spanje.                   Il est en Espagne.
Zij gaat naar Portugal.    Elle va au Portugal.
Wij zijn in Nederland.      On est aux Pays-Bas.

Slide 3 - Tekstslide

Pays
  • Bij landen heb je drie opties: en / au / aux

  • Om te bepalen welk voorzetsel bij welk land hoort, moet je het geslacht weten van het land. 



Slide 4 - Tekstslide

Pays: En
  • Vrouwelijke landen: Féminin
  • 'En
  • Eindigen  altijd op een 'e'
    en Espagne; en France; en Italie

Slide 5 - Tekstslide

Pays: Au
  • mannelijke landen: masculien
  • 'au'
  • Eindigt niet op een e (vrouwelijk), s of x .
    ( au Danemark)( au Canada, au Pérou, au Japon) au Maroc

Slide 6 - Tekstslide

Pays
  • Aux
  • Pluriel 

Voorbeeld: 
       Aux États-Unis
        Aux Pays-Bas

Slide 7 - Tekstslide

Villes / villages
Om een stad of dorp aan te geven gebruik je het voorzetsel 'à'. 

Voorbeeld:
        Je vais à Paris 
        Je vais à Londres

Slide 8 - Tekstslide

Espagne
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 9 - Quizvraag

Danemark
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 10 - Quizvraag

Belgique
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 11 - Quizvraag

Pays-Bas
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 12 - Quizvraag

Paris
A
À
B
En
C
Au
D
Aux

Slide 13 - Quizvraag

en
au
à
aux
États-Unis
France
Allemagne
Rotterdam
Danemark
Bruxelles

Slide 14 - Sleepvraag

à
en
au
aux
Italie
Bruxelles
Pays-Bas
Luxembourg
Paris
États-Unis
Pérou
Asie

Slide 15 - Sleepvraag

Choisis le mot.

Aujourd'hui, c'est le 4 septembre. C'est ..
A
la jeune
B
la rentrée
C
le voyage

Slide 16 - Quizvraag

Choisis le mot.

Avec mes copains, on ... de nos vacances.
A
explique
B
parle
C
rencontre

Slide 17 - Quizvraag

Choisis le mot.

Moi, j'ai été en Belgique. Il a fait ... : 26 degrés.
A
beau
B
froid
C
mauvais

Slide 18 - Quizvraag

Choisis le mot.

Mon copain Lucas a été ... . Il adore la plage.
A
à la mer
B
à la montagne
C
en avion

Slide 19 - Quizvraag

Fais exercice 13e
Fais C, phrases clés, 13e

Exemple: Paris est en France. (vul voorzetsel + land in)
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

On parle !
Fais exercice 13c, 14 + 15
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

On parle !
  •  Pendant les vacances d'été, je vais / on va / nous allons ........


Vertel aan je buur wat je voor activiteiten je gaat doen deze vakantie. Gebruik de futur proche, de toekomende tijd! Vertel om en om een activiteit.

Exemple:
Pendant les vacances d'été, je vais manger un croissant à Paris.
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide