Paragraaf 1.1 Wat wil je kopen?

Week 36 (vanaf 5 september)
Pincode Hoofdstuk 1.  Wat heb je nodig?
  1. Wat wil je kopen?
  2. Waarom koop je dat?
  3. Sta je sterk als consument?
  4. Kom je uit met je geld?
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 36 (vanaf 5 september)
Pincode Hoofdstuk 1.  Wat heb je nodig?
  1. Wat wil je kopen?
  2. Waarom koop je dat?
  3. Sta je sterk als consument?
  4. Kom je uit met je geld?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen H1. Wat heb je nodig?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 2 - Tekstslide

Kun je een aantal behoeften
die je hebt noemen?

Slide 3 - Woordweb

Behoefte
Een behoefte is iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben. Er zijn 2 groepen behoeften:

  • Basisbehoeften
Als wat je echt nodig hebt om te leven,
zoals eten, drinken, woonruimte en kleding.


  • Overige behoeften
Alles wat je leven leuker of makkelijker maakt,
bijvoorbeeld computergames, snacks, uitgaan en vakantie.

Slide 4 - Tekstslide

Behoefte
Een behoefte is iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben. Er zijn 2 groepen behoeften:

  • Basisbehoeften
Als wat je echt nodig hebt om te leven,
zoals eten, drinken, woonruimte en kleding.


  • Overige behoeften
Alles wat je leven leuker of makkelijker maakt,
bijvoorbeeld computergames, snacks, uitgaan en vakantie.

Slide 5 - Tekstslide

Goederen en diensten
  • Goederen zijn tastbare producten, voorwerpen die je aan kunt raken.
        - Verbruiksgoederen verbruik je in korte tijd, daarna zijn ze op.
            Bijvoorbeeld een broodje of flesje water.
        - Gebruiksgoederen gaan langer mee.
           Bijvoorbeeld een game of laptop, die gebruik je vaker.

  • Diensten zijn niet-tastbare producten. Zo levert een
       fietsenmaker een dienst als hij jouw kapotte fiets repareert.

Slide 6 - Tekstslide

Consumeren of zelfvoorziening
  • Consumeren is het kopen van goederen of diensten
        om in je behoeften te voorzien.

        Als jij iets koopt, ben je een consument.

  • Je kunt ook zelf iets maken waarmee je in je eigen
        behoeften voorziet. Dat heet zelfvoorziening.
       
        Je maakt bijvoorbeeld je eigen kleding,
        je bouwt je eigen huis of je teelt je eigen groente.

Slide 7 - Tekstslide

Gemiddelde

Slide 8 - Tekstslide

Je hebt voor economie een 6,2 en 6,6 en een 7,3 gehaald. Wat is je gemiddelde cijfer voor economie?
A
6,6
B
6,7
C
6,9
D
7,1

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een basisbehoefte?
A
half volkoren
B
fiets
C
vliegvakantie
D
Tesla Model S

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een gebruiksgoed?
A
kapper
B
elektrische fiets
C
opladen elektrische fiets
D
panini broodje

Slide 12 - Quizvraag

Als je energie opwekt met zonnepanelen op je dak, ben je dan een consument of zelfvoorzienend?
A
consument
B
zelfvoorzienend

Slide 13 - Quizvraag

Je hebt voor engels een 6,1 en 6,5 voor een SO, en een 7,3 voor een toets gehaald. Een SO telt 1x mee en een toets 3x. Wat is je gemiddelde cijfer voor engels?
A
6,6
B
6,7
C
6,9
D
7,1

Slide 14 - Quizvraag

Leerdoelen H1. Wat heb je nodig?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 15 - Tekstslide

Maakwerk voor de volgende keer



Opgaven 2, 4, 6, 7, 9, 11, 13 en 14 

Slide 16 - Tekstslide