Aan het eind van deze les:
- ken je het verschil tussen woordsoorten en zinsdelen;
- weet je weer hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen;
- weet je hoe je de pv en het wg kunt vinden;
- weet je wat de moeilijkheden van het wg zijn;
- weet je hoe je het ow kunt vinden.