In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Ontleden
Werkwoordelijk gezegde
Nederlands
Wat heb je nodig?
Leesboek
Laptop, lesboek+schrift
Slide 1 - Tekstslide
Lezen
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
#Boekpraat
Hoofdpersonen?
Hoe ziet je hoofdpersoon eruit? Wat is zijn/haar karakter of eigenschap ?
Nederlands
Waar speelt het verhaal zich af?
Slide 3 - Tekstslide
Lesprogramma
Herhaling PV, OW en zinsdelen
Uitleg werkwoordelijk gezegde + werkwoorden
Zelfstandig aan de slag + eindigen met de voorlopige toetscijfers
Slide 4 - Tekstslide
Hoe vind je ook al weer de persoonsvorm? (welke 3 proeven)
Slide 5 - Open vraag
Hoe vind je ook al weer de verschillende zinsdelen? (welke proef)
Slide 6 - Open vraag
Hoe vind je ook al weer het onderwerp? (welke vraag moet je stellen)
Slide 7 - Open vraag
Verdeel de volgende zin in zinsdelen [zet een slash / tussen de zinsdelen] en benoem de persoonsvorm (pv = ...), het onderwerp (ow = ...) en het werkwoordelijk gezegde (wg = ...).
De saaie wedstrijd werd uiteindelijk gewonnen door Feyenoord.
Slide 8 - Open vraag
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
weet je wat het werkwoordelijk gezegde is.
kun je herkennen en uitleggen welke soorten werkwoorden er in een zin staan.
kun je het werkwoordelijk gezegde in een gegeven zin vinden.
kun je een zin in zinsdelen verdelen en de zinsdelen onderwerp + persoonsvorm + werkwoordelijk gezegde benoemen.
Slide 9 - Tekstslide
1. Redekundig ontleden
Hierbij verdeel je de zin in zinsdelen: Zinsdelen zijn groepjes woorden in de zin die bij elkaar horen.
Vervolgens geef je die zinsdelen een naam. Namen van zinsdelen zijn bijvoorbeeld persoonsvorm, onderwerp en gezegde.
Slide 10 - Tekstslide
Waarom leren ontleden?
Als je weet hoe een zin is opgebouwd, dan kan je de betekenis makkelijker achterhalen.
Ook is de spelling van sommige woorden afhankelijk van hun plaats in de zin.
Als je een andere taal dan het Nederlands moet leren, is kennis van ontleden ook heel handig. Je kan dan gebruik gaan maken van de overeenkomsten tussen talen.
Slide 11 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin.
Een persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde.
Let goed op scheidbare werkwoorden en werkwoorden met te / aan het.
De toeristen kwamen terug.
Wij bellen je morgen nog op.
De goochelaar weigerde zijn trucs te verklaren.
Wij zijn aan het koken.
Slide 12 - Tekstslide
Soorten werkwoorden
Persoonsvorm Wij lopen altijd naar school.
Voltooid deelwoord Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.
Onvoltooid deelwoord Lopend ging hij naar zijn werk.
Hele werkwoord/infinitief Wij willen daar graag lopen.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Wat is het gezegde in de zin: Ze zit al uren te knutselen
A
zit
B
zit knutselen
C
zit te knutselen
D
er is geen gezegde
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het gezegde in: Fluitend liep Tonny het veld af na de gewonnen wedstrijd
A
Fluitend
B
liep
C
liep fluitend
D
liep fluitend af
Slide 17 - Quizvraag
Stappenplan
Onderstreep de persoonsvorm (pv).
Verdeel de zin in zinsdelen (zet / tussen de zinsdelen).
Selecteer het onderwerp (ow).
Bepaal of er andere woorden bij het gezegde horen. Selecteer het werkwoordelijk gezegde (wg).
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Hoe ziet de zinsontleding eruit?
Ik heb jullie net het onderdeel zinsontleding uitgelegd.
Zoek de PV heb
Zinsdeelstrepen zetten Ik / leg / jullie / nu / het onderdeel zinsontleding / uit.
Benoem de andere zinsdelen (OW + WG)
PV = heb
OW = ik
WG = heb uitgelegd
Slide 21 - Tekstslide
Verdeel de volgende zin in zinsdelen [zet een slash / tussen de zinsdelen] en benoem de PV en het OW en het WG.
Morgen moet ik mijn moeder naar de drukke winkel brengen.
Slide 22 - Open vraag
Verdeel de volgende zin in zinsdelen [zet een slash / tussen de zinsdelen] en benoem de PV en het OW en het WG.
Daniël liep zingend over straat.
Slide 23 - Open vraag
Oefeningen maken
Je werkt zelfstandig:
Via som/leermiddelen/Nederlands/cursus 5 grammatica/
HA $5 werkwoordelijk gezegde
TH$6 werkwoordelijk gezegde
of je werkt in je boek:
TH: blz. 210
HA: blz. 212
timer
20:00
Slide 24 - Tekstslide
Oefeningen maken
Je werkt zelfstandig:
Via som/leermiddelen/Nederlands/cursus 5 grammatica/
HA $3 onderwerp en $4 bijv. naamwoord
TH $4 onderwerp en $5 bijv. naamwoord
of je werkt in je boek:
TH: blz. 206 t/m 209
HA: blz. 208 t/m 211
timer
20:00
Slide 25 - Tekstslide
Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 26 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen
Slide 27 - Open vraag
Na deze les,
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen.
meer voorbeelden krijgen.
meer oefeningen maken (NE boek)
de leerstof thuis nog even bekijken.
overgaan naar nieuwe leerstof.
nog meer te weten komen over de leerstof.
niet meer te weten komen over de leerstof.
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)