HV1 Grammatica 20 persoonsvorm, gezegde en zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom HV1S

Grammatica 20

Programma

1. 10 minuten lezen
2. Leerwerkcheck grammatica 6: lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord
3. Grammatica 20: persoonsvorm, gezegde en zinsdelen
4. Afsluiting en vooruitblik

10 minuten lezen

Welke twee soorten ontleden onderscheiden we?

Welk(e) lidwoord(en) hoort/horen in de categorie onbepaalde lidwoorden?

Op een zonnige dag speelde Jan met zijn leren bal.

Wat is 'leren' in deze zin?

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoord

Op een zonnige dag speelde Jan met zijn leren bal.

Wat is 'Jan' in deze zin?

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoord

Op een zonnige dag speelde Jan met zijn leren bal.

Wat is 'speelde' in deze zin?

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoord

Grammatica 20 persoonsvorm, gezegde en zinsdelen

Doelen: 

1. Je leert hoe je de persoonsvorm herkent in een zin. 
2. Je leert hoe je het gezegde herkent in een zin.
3. Je leert hoe je een zin kunt verdelen in zinsdelen. 

De persoonsvorm is altijd....

1. een persoon
2. een werkwoord
3. een zelfstandig werkwoord
4. een gebeurtenis

Elke goede zin heeft een persoonsvorm.

1. waar
2. niet waar

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

1. wat
2. deze
3. persoonsvorm
4. is

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?

1. hoe
2. vind
3. je
4. ook

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

De persoonsvorm kan in enkel- en in meervoud staan.

1. de persoonsvorm
2. kan
3. staan
4. meervoud

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

1. de persoonsvorm
2. is
3. altijd
4. een werkwoord

Hoe kun je de persoonsvorm vinden in een zin?

1. Wie of wat + gezegde?
2. Door de zin vragend te maken
3. Door de zin in een andere tijd te zetten (vt-tt)
4. Door de zin in een ander getal te zetten (mv-ev)

Wat is het gezegde in een zin?

1. alle werkwoorden zonder persoonsvorm
2. de persoonsvorm
3. de zelfstandig naamwoorden
4. alle werkwoorden met persoonsvorm

Wat is het gezegde in deze zin?

Zij wil gaan slapen.

1. wil
2. wil gaan slapen
3. gaan slapen
4. wil slapen

Wat is het gezegde in deze zin?

Ze heeft hard gewerkt.

1. heeft hard
2. heeft hard gewerkt
3. heeft gewerkt

Wat is het gezegde in deze zin?

Dat heb je al heel vaak gezegd.

1. heb
2. heb heel vaak
3. heel vaak gezegd
4. heb gezegd

Wat is het gezegde in deze zin?

Ik kan het gezegde benoemen.

1. kan benoemen
2. kan het gezegde benoemen
3. benoemen

Wat is een zinsdeel?

1. Losse woorden
2. Woorden die los staan
3. Stukje van een zin

Een zinsdeel is dus een stukje van een zin.

Maar hoe weet je dan of iets één zinsdeel is?

1. Het heeft als geheel dezelfde functie.
2. Het blijft in elke volgorde bij elkaar (als de betekenis niet verandert).
3. Het kan voor de persoonsvorm.
4. Alle antwoorden (A, B en C).

Alles wat voor de persoonsvorm kan staan, is dus een zinsdeel.
Wat is in onderstaande zin zeker een zinsdeel?
Ik wil naar huis.

1. Ik
2. naar huis
3. wil
4. geen van allen

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?

Wanneer heb ik vakantie?

1. 4 zinsdelen
2. 5 zinsdelen
3. 3 zinsdelen
4. 6 zinsdelen

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?

Gisteren hebben mijn zus en ik pannenkoeken gebakken.

1. 4 zinsdelen
2. 5 zinsdelen
3. 3 zinsdelen
4. 6 zinsdelen

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?

Vanmorgen kon ik moeilijk mijn bed uitkomen.

1. 4 zinsdelen
2. 5 zinsdelen
3. 3 zinsdelen
4. 6 zinsdelen

Afsluiting en vooruitblik

Volgende les: dinsdag 22 november

• Huiswerk: maken opdr. 2 (p. 83) + leren p. 26, 28, 82 en 84 & je aantekeningen
• Meenemen: leesboek, boek, pen, schrift, plenda en LAPTOP
• Programma: grammatica 20 onderwerp + herhaling grammatica