V1 Grammatica 20 Onderwerp

Welkom V1AT



Grammatica 20
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom V1AT



Grammatica 20

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Leerwerkcheck grammatica
  3. Huiswerkopdracht(en) nakijken
  4. Grammatica 20: onderwerp
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Welke twee soorten ontleden onderscheiden we?

Slide 4 - Woordweb

Welk(e) lidwoord(en) hoort/horen in de categorie onbepaalde lidwoorden?

Slide 5 - Woordweb

Op een zonnige dag speelde Jan met zijn leren bal.

Wat is 'leren' in deze zin?
A
lidwoord
B
persoonsvorm
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Op een zonnige dag speelde Jan met zijn leren bal.

Wat is 'Jan' in deze zin?
A
lidwoord
B
persoonsvorm
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Op een zonnige dag speelde Jan met zijn leren bal.

Wat is 'speelde' in deze zin?
A
lidwoord
B
persoonsvorm
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Opdracht 1
zag, verleden tijd, enkelvoud
b  valt, tegenwoordige tijd, enkelvoud
c  moeten, tegenwoordige tijd, meervoud
d  werd, verleden tijd, enkelvoud
e verlaagt, tegenwoordige tijd, enkelvoud
hebben, tegenwoordige tijd, meervoud
g  doe, tegenwoordige tijd, enkelvoud
h  verpestte, verleden tijd, enkelvoud

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 2
 a In deze gemeente / rijdt / de helft van de bewoners / in een Volvo.
 b Zestig journalisten uit twaalf landen / onderzochten / maandenlang / het Europese voetbal.
 c In totaal / bevat / dit pakket / twee kilo kaas.
 d De Grieken / zijn / erg goed / in groenteschotels.
 e De populaire animatieserie Buurman en Buurman / viert / haar veertigste verjaardag.
 f De Nederlandse estafetteploeg / heeft / in Canada / zilver / gewonnen.
 g In Brazilië / graven / rovers / een tunnel van 600 meter naar de bank.
 h Via een oproep op Facebook / hebben / we / onze vermiste kat / teruggevonden.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 3
a Bijvoorbeeld: Ik heb geen idee!
b Bijvoorbeeld: Ga allemaal aan de kant!
c Bijvoorbeeld: Ik wil twee koffie en een cola, alstublieft.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe ging het huiswerk?
Eitje! Ik had (bijna) geen foutjes.
Mwah. Ik had nog wel een paar foutjes.
Ai. Het ging slecht. Ik had (bijna) alles fout.

Slide 12 - Poll

Grammatica 20 onderwerp

Vandaag gaan we het zinsdeel onderwerp opfrissen/herhalen. 

Doel: Je leert hoe je het onderwerp herkent in een zin.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van een zin?

Het onderwerp van een zin...
A
... vertelt wat er in de zin gebeurt.
B
... vertelt wanneer iets in een zin gebeurt.
C
... vertelt wie/wat iets doet in de zin.
D
... vertelt waar de zin over gaat.

Slide 14 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
Door de zin vragend te maken
B
Door de vraag 'Wie of wat + gezegde?' te stellen
C
Door de vraag 'Wie of wat + onderwerp + gezegde?’ te stellen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het gezegde in een zin?
A
alle werkwoorden (zonder persoonsvorm)
B
de persoonsvorm
C
de zelfstandig naamwoorden
D
alle werkwoorden (met persoonsvorm)

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Ik leer het onderwerp te vinden.


A
leer
B
Ik
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Wij kunnen nu het onderwerp uit een zin halen.
A
het onderwerp
B
kunnen
C
Wij
D
een zin

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

De aarde warmt op als gevolg van menselijk handelen.
A
als gevolg
B
warmt
C
menselijk handelen
D
de aarde

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Een groot deel van de vluchtelingen maakt weinig kans op asiel.
A
een groot deel
B
vluchtelingen
C
een groot deel van de vluchtelingen
D
van de vluchtelingen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Op maandag zijn alle musea gesloten.
A
maandag
B
zijn
C
alle musea
D
musea

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Het regent al dagen pijpenstelen.
A
Het
B
regent
C
al dagen
D
pijpenstelen

Slide 23 - Quizvraag

Wat ontbreekt: de persoonsvorm, het onderwerp of allebei?
Inleveren vóór 12 uur.
A
de persoonsvorm
B
het onderwerp
C
allebei

Slide 24 - Quizvraag

Wat ontbreekt: de persoonsvorm, het onderwerp of allebei?
Nu ook vissticks in familiepak.
A
de persoonsvorm
B
het onderwerp
C
allebei

Slide 25 - Quizvraag

Wat ontbreekt: de persoonsvorm, het onderwerp of allebei?
Pas op, glad oppervlak.
A
de persoonsvorm
B
het onderwerp
C
allebei

Slide 26 - Quizvraag

Wat ontbreekt: de persoonsvorm, het onderwerp of allebei?
Gelukkig maar!
A
de persoonsvorm
B
het onderwerp
C
allebei

Slide 27 - Quizvraag

Kiezen!
Ik begrijp alle stof van grammatica tot nu toe
Ik heb nog wat moeite met (een van) woordsoorten
Ik heb nog wat moeite met (een van de) zinsdelen.

Slide 28 - Poll

Kiezen deel 2!
Ik hoef niet extra te oefenen met woordsoorten of zinsdelen
Ik wil graag nog wat extra oefenen met woordsoorten
Ik wil graag nog wat extra oefenen met zinsdelen

Slide 29 - Poll

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 12 oktober
  • Huiswerk: leren p. 10, 14, 18, 22, 26, 28, 82 en 84
  • Meenemen: leesboek, boek, pen, schrift, plenda en LAPTOP
  • Programma: herhaling grammatica 5, 6 en 20

Slide 30 - Tekstslide