Je kunt benoemen welke standen er waren in het ancien régime.
Je kunt benoemen welke taken de verschillende standen hadden in de standensamenleving.
Je kunt uitleggen hoe de manier van denken tijdens de Verlichting anders was dan hoe hiervoor werd gedacht.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Pruikentijd
=> Een pruik liet zien dat je rijk en belangrijk was...
Wie waren en rijk in Frankrijk?
Adel, geestelijken en een groep rijke burgers.
In de 18e eeuw was Franrijk het rijkste land van Europa. Er waren grote bedrijven in handen van burgers die hierdoor heel rijk werden. Ze moesten daarom veel belasting betalen.
Probleem: de adel en geestelijken hoefden geen belasting te betalen. Dit vonden de burgers niet langer eerlijk. De Pruikentijd werd een onrustige tijd....
Frankrijk was een standenmaatschappij.....
Slide 6 - Tekstslide
De 1e stand
De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters
Slide 7 - Tekstslide
De 2e stand
De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.
Slide 8 - Tekstslide
De 3e stand
De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.
De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.
Slide 9 - Tekstslide
Over welk onrecht gaat deze bron? Leg je antwoord uit.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Over welk onrecht gaat deze bron? Leg je antwoord uit.
Bestaat dat onrecht volgens de maker van de bron in 1789 nog?
Een stelling: ‘Volgens de maker van deze bron is in de positie van Franse boeren sprake van continuïteit.’
Klopt deze stelling?
Slide 12 - Tekstslide
Al sinds de middeleeuwen was er in Frankrijk een standensamenleving
Slide 13 - Tekstslide
Al sinds de middeleeuwen was er in Frankrijk een standensamenleving (= een maatschappij opgedeeld in standen).
Je geboorte bepaalde tot welke stand je behoorde.
1) De geestelijkheid: moest bidden voor iedereen;
2) De adel: verdedigde het land en hielp de koning bij bestuur;
3) De derde stand: zorgen voor o.a. voedsel.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Geestelijken hadden alle belangrijke functies in de kerk, het leger en bestuur. Ook hadden ze allerlei privileges (voorrechten), zoals het niet hoeven betalen van belasting.
Een bestuur waarin de koning absolute macht heeft en de hoogste standen allerlei voorrechten hebben, noemen we het ancien régime (het bestuur van vroeger).
Slide 16 - Tekstslide
Veruit de meeste Fransen (98%) hoorden bij de derde stand, die wel belasting moest betalen.
Ook in de derde stand waren er verschillen:
Bovenste laag: Bourgesoisie (rijke burgers uit steden, kooplieden/bankiers/rechters)
Middelste laag: ambachtslieden en winkeliers
Onderste laag: boeren
Slide 17 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met het begrip de Verlichting?
Slide 18 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met het begrip de Verlichting?
De Verlichting was een periode waarin gestreefd werd naar meer licht in de duisternis, dat wil zeggen: meer kennis, meer geluk.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
Door de wetenschappelijke revolutie kregen mensen vertrouwen in het menselijk verstand.
Deze manier van denken, waarbij mensen met behulp van het menselijk verstand de wereld hoopten te verbeteren, noemen we de Verlichting.
Door rationeel denken kon men de wereld begrijpen en verbeteren.
Slide 22 - Tekstslide
Lesdoelen:
Je kunt benoemen welke standen er waren in het ancien régime.
Je kunt benoemen welke taken de verschillende standen hadden in de standensamenleving.
Je kunt uitleggen hoe de manier van denken tijdens de Verlichting anders was dan hoe hiervoor werd gedacht.