Les 09 - Verwijswoorden 3

Verwijswoorden
Leesvaardigheid §B3
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Verwijswoorden
Leesvaardigheid §B3

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- welke woordsoorten worden gebruikt om naar andere tekstgedeelten te verwijzen; 
- hoe je verwijswoorden op de juiste manier kunt gebruiken. 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?

- Welke vijf leesstrategieën zijn er en wat houden ze in? 
- Met welke doelen kan een schrijver een tekst schrijven? 
- In welke drie delen zijn zakelijke teksten opgedeeld? 
- Wat moet je doen als je de betekenis van een woord niet kent?
- Wat doen functiewoorden en verbindingswoorden?

Slide 3 - Tekstslide

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Aanleiding
A
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
B
Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
C
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
D
Vaststelling van een feit of verschijnsel

Slide 4 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Constatering
A
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip
B
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
C
Standpunt van de schrijver op het gebied van een bepaald onderwerp
D
Vaststelling van een feit of verschijnsel

Slide 5 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Relativering
A
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
B
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
C
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
D
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip

Slide 6 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Definitie
A
Nadenken over wat het beste is.
B
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip
C
Voorwaarde of beperking bij een toezegging
D
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.

Slide 7 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Conclusie
A
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
B
Vaststelling van een feit of verschijnsel
C
Voorwaarde of beperking bij een toezegging
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver

Slide 8 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Tegenwerping
A
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
B
Voorwaarde of beperking bij een toezegging
C
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander
D
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.

Slide 9 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Voorwaarde
A
Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken.
B
Iets wat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening minder scherp te maken.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging

Slide 10 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Weerlegging
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening minder scherp te maken.
C
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp.
D
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen.

Slide 11 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Voorbehoud
A
Voorwaarde of beperking bij een toezegging
B
De gevolgen die voortvloeien uit een maatregel of verschijnsel.
C
Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken.
D
Nadenken over wat het beste is.

Slide 12 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Uitwerking
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp.
D
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening minder scherp te maken.

Slide 13 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Afweging
A
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening minder scherp te maken.
B
Nadenken over wat het beste is.
C
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip.
D
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp.

Slide 14 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Nuancering
A
Voorwaarde of beperking bij een toezegging
B
Nadenken over wat het beste is.
C
Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken.
D
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening minder scherp te maken.

Slide 15 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Probleemstelling
A
Vaststelling van een feit of verschijnsel.
B
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.
C
Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken.
D
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen.

Slide 16 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Samenvatting
A
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
B
Nadenken over wat het beste is.
C
Korte weergave van de belangrijkste inhoud van een tekst.
D
Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken.

Slide 17 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Toepassing
A
Nadenken over wat het beste is.
B
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
C
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen.
D
Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken.

Slide 18 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Anekdote
A
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
B
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening minder scherp te maken.
D
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.

Slide 19 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Argument
A
Wat uit iets voortvloeit.
B
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening minder scherp te maken.
C
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
D
Feiten of voorbeelden waarmee je een stelling probeert te bewijzen.

Slide 20 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Opsomming
A
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
B
Een bewering over iets of iemand omdat je dat vindt en die bewering probeer je te bewijzen.
C
Wat op een rijtje gezet is.
D
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen.

Slide 21 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Gevolgen
A
Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken.
B
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
C
Wat uit iets voortvloeit.
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.

Slide 22 - Quizvraag

Wat verstaan we onder het volgende functiewoord?
Stelling
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
Korte weergave van de belangrijkste inhoud van een tekst.
C
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen.
D
Een bewering over iets of iemand omdat je dat vindt en die bewering probeer je te bewijzen.

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Link

Vragen maken bij een tekst
Als we vragen bij een tekst moeten beantwoorden, doen we dat aan de hand van de volgende stappen: 

- Lees de tekst globaal en doe een voorspelling over het onderwerp, de hoofdgedachte en het tekstdoel; 
- Lees daarna de tekst intensief en onderstreep kernzinnen, omcirkel verbindingswoorden en ze functiewoorden in de kantlijn. 

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag
Werk nu aan de opdrachten bij het oefenvel bij paragraaf B3: Verwijswoorden

Slide 26 - Tekstslide