Spelling 3.5 - 1 GS

Spelling 3.5 - 1 kgt
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling 3.5 - 1 kgt

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
- uitleg theorie + oefeningen spelling 3.5
- maak opdrachten van 3.5

Lesdoel:

- Je weet sterke  werkwoorden zijn en hoe je de verleden tijd van sterke werkwoorden schrijft.

Slide 2 - Tekstslide

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in:

De leraar (behandelen) de grammatica.

Slide 3 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in:

(vertellen) eens wat over het lijdend voorwerp!

Slide 4 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in:

Ik (geven) wel eens kleren aan mijn nichtje.

Slide 5 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in:

Welke kleren (dragen) jij nooit meer?

Slide 6 - Open vraag

Kloppen de hoofdletters in deze zin?

'S ochtends moet Tim vroeg opstaan.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Kloppen de leestekens in deze zin?

's Avonds legt hij zijn sleutels agenda, en mobiel naast zijn bed.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd en verleden tijd
Een zin staat in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt). 
Je ziet dat aan de persoonsvorm (pv).

- De tegenwoordige tijd geeft aan wat er nu gebeurt.
Mijn zusje is haar kamer aan het opruimen. 

- De verleden tijd geeft aan wat er eerder gebeurde.
Mijn zusje was  haar kamer aan het opruimen.

Slide 9 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Van sommige werkwoorden verandert de klank als je de 
persoonsvorm (pv)  in de verleden tijd zet. Dat noem je 
sterke werkwoorden of klankveranderende werkwoorden.


Slide 10 - Tekstslide

Sterke werkwoorden

Slide 11 - Woordweb

Sterke werkwoorden
De verleden tijd van het  werkwoord in het meervoud schrijf je zo kort mogelijk op.

liegen - ik loog - wij logen





Slide 12 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Weet je niet zeker of je in de verleden tijd de ik-vorm van de persoonsvorm met -d of -t schrijft?

Kijk dan naar het vt-meervoud. Je 'hoort' dan een -d of -t.

(fluiten) wij floten - ik floot
(snijden) wij sneden - ik sneed

Slide 13 - Tekstslide

Noteer de verleden tijd:

ik ga - ik ...

Slide 14 - Open vraag

Noteer de verleden tijd:

ik kijk - ik ...

Slide 15 - Open vraag

Noteer de verleden tijd:

wij sluipen - wij ...

Slide 16 - Open vraag

Noteer de verleden tijd:

wij kiezen - wij ...

Slide 17 - Open vraag

Noteer de verleden tijd:

wij graven - wij ...

Slide 18 - Open vraag

Lesplanning
- Lees de theorie van 3.5 op blz. 114 en 115.
- Maak van 3.5, opdr. 3 t/m 7 (blz. 115) 

Lesdoel:
- Je weet sterke  werkwoorden zijn en hoe je de verleden tijd van sterke werkwoorden schrijft.

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk voor maandag
- Lees de theorie van 3.5 op blz. 114 en 115.
- Maak van 3.5, opdr. 3 t/m 7 (blz. 115) 

Slide 20 - Tekstslide