(Formele en) informele taal

Nederlands
THEMA 2
Gezondheid



H7
Gesprekken voeren
 


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
THEMA 2
Gezondheid



H7
Gesprekken voeren
 


Slide 1 - Tekstslide

Heb je zin in de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Wat gaan we doen?
1. Theorie: Formeel - Informeel.

2. Oefenen.

3. Opdrachten maken.

4.  Evalueren.

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord:
FORMEEL

Slide 4 - Woordweb

Waar denk je aan bij het woord:
INFORMEEL

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Video

Aan welke leerdoelen werk ik deze les?
  • Ik begrijp het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik. 

  • Ik kan mijn taalgebruik afstemmen op de persoon met wie ik praat.

  • Ik kan een kort formeel gesprek voeren en me daarbij aan de gespreksregels houden.

Slide 7 - Tekstslide

Een informeel gesprek:
  • Is niet officieel.

  • Voer je met mensen die je kent, zoals familie of vrienden.

  • Je spreekt de ander aan met de je-vorm en voornaam.

  • Spontaan in je eigen woorden, wel respectvol.

  • Houd je ‘zomaar’ voor je plezier of omdat het zo uitkomt.

Slide 8 - Tekstslide

Een formeel gesprek: 
  • Is vaak meer officieel.

  • Voer je met onbekende of 'n belangrijk persoon, bijv. een directeur, agent. 

  • Je spreekt de ander aan met de u-vorm en achternaam.

  • Je gebruikt nette en beleefde taal. 

  • Voorbeeld is een sollicitatiegesprek.

Slide 9 - Tekstslide

We gaan even oefenen...

Slide 10 - Tekstslide

OLM gesprek
(ouder-leerling-mentor)
A
Formeel
B
Informeel

Slide 11 - Quizvraag

Praten met je oma over haar verjaardag.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 12 - Quizvraag

Gesprek in de pauze met wat klasgenoten.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 13 - Quizvraag

Beoordelingsgesprek op je stage.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 14 - Quizvraag

Gesprek met je beste vriend/vriendin over een geheim.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 15 - Quizvraag

Sollicitatiegesprek.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 16 - Quizvraag

Functioneringsgesprek.

A
Formeel
B
Informeel

Slide 17 - Quizvraag

Formeel gesprek
Informeel gesprek
Formeel gesprek
Informeel gesprek

Slide 18 - Sleepvraag

Weet je niet zeker of je taalgebruik formeel of informeel moet zijn?


  • Kies dan voor formeel taalgebruik.

  • Als je merkt dat de ander op een informele manier praat, kun je je taalgebruik aanpassen. 

Slide 19 - Tekstslide

We gaan een kort gesprekje voorbereiden in 2-tallen.


  • Je krijgt van mij een blaadje waarop staat of je een formeel of een informeel gesprek gaat voeren.
 
  • Bereid het 5 minuten voor met je gesprekspartner. 

  • Voer het gesprek in de klas.

  • De rest mag raden of het een formeel of informeel gesprek was.

Slide 20 - Tekstslide

Opdrachten                             .
- We maken samen luisteropdracht 1 a-b-c-d (blz. 135).

- Maak zelfstandig opdracht 2.

- We bespreken de opdracht na.

- Klaar? Maak taken via Junior Einstein.

Slide 21 - Tekstslide

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 22 - Woordweb

Nu mag je jouw mening geven.
Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Geef jezelf een cijfer voor je inzet deze les.
010

Slide 24 - Poll

Ik weet het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik.
Ja
Nee
Nog even oefenen

Slide 25 - Poll