3.2 Politieke stromingen

Donderdag 14 november H4A
Wat gaan we deze les doen?
  1. Huiswerk: maken van 3.1 de opdrachten 1, 5, 6, 7 en 10 
  2. Toets rechtsstaat bespreken 
  3. Klassikaal het huiswerk bespreken
  4. Uitleg 3.2 Politieke stromingen (lesboek blz. 74 t/m 77)
  5. KEUZE: Aan de slag met opdrachten 3.2 of een start maken met de PO
  6. Huiswerk: vrijdag 15 nov. maken van 3.2: opdrachten 1, 2, 5, 6, 8, 9 en 11
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Donderdag 14 november H4A
Wat gaan we deze les doen?
  1. Huiswerk: maken van 3.1 de opdrachten 1, 5, 6, 7 en 10 
  2. Toets rechtsstaat bespreken 
  3. Klassikaal het huiswerk bespreken
  4. Uitleg 3.2 Politieke stromingen (lesboek blz. 74 t/m 77)
  5. KEUZE: Aan de slag met opdrachten 3.2 of een start maken met de PO
  6. Huiswerk: vrijdag 15 nov. maken van 3.2: opdrachten 1, 2, 5, 6, 8, 9 en 11

Slide 1 - Tekstslide

Antwoorden huiswerk
1. Een parlementaire democratie is een bestuursvorm waarbij de bevolking indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming. Burgers kiezen volksvertegenwoordigers in het parlement waar de politieke besluitvorming plaatsvindt. Je noemt een parlementaire democratie ook een wel een indirecte democratie.

5. Directe democratie= de bevolking beslist direct (rechtstreeks) mee in politieke besluiten en niet via een parlement.
Indirecte democratie= de bevolking beslist indirect (niet rechtstreeks) mee in de politieke besluiten via het parlement met gekozen volksvertegenwoordigers en er is een parlement. 


  

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden huiswerk
6.
  • Burgers kunnen vaak maar op één partij (regeringspartij) stemmen omdat oppositiepartijen ontbreken.
  • Machthebbers frauderen geregeld met de uitslag.
  • Tegenstanders van het regime worden geregeld geïntimideerd of gevangengezet.
  • Verkiezingen zijn niet vrij en niet geheim.
  • Er is sprake van schijnverkiezingen omdat de machthebbers op die manier hun macht willen legitimeren.




Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden huiswerk
7. Persvrijheid ontbreekt in autoritaire landen omdat de overheid de media controleert en censuur toepast. Journalisten komen in de problemen als ze kritisch berichten over de machthebbers.

10.







Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 3.1 behaald?
In deze paragraaf leer je:
  • Wat de verschillen zijn tussen een democratisch regime en van een autoritair regime.
  • Wat de verschillen zijn tussen een indirecte en directe democratie?
  • Wat is de betekenis van een parlementaire democratie?

Slide 5 - Tekstslide

3.2 Politieke stromingen
(lesboek blz. 74)

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen 3.2 
In deze paragraaf leer je:
  • wat de belangrijkste aspecten zijn van een ideologie
  • welke verschillen er zijn tussen de  politieke stromingen 
  • om de stromingen, het politiek spectrum en de links/rechts verdeling in je po terug te laten komen

Slide 7 - Tekstslide

Nog een keer de eilandsituatie.....
We zijn ondertussen geen onbewoond eiland meer.... In H2 hebben we gezien dat we een rechtsstaat zijn en in par. 3.1 hebben we gezien dat politici namens burgers beslissingen nemen in een parlementaire democratie.

En de vraag die we nu gaan stellen:

Volgens welke politieke stroming zou jij de samenleving inrichten op het eiland?
 

Slide 8 - Tekstslide

Visie op de samenleving  (politieke stromingen)
  • Hoe willen we dat de samenleving eruitziet?
  • Hoe erg vinden we het als er grote verschillen zijn tussen arm en rijk?
  • Welke zaken moet de overheid regelen en welke niet?

Politieke partijen zijn opgericht vanuit een politieke stroming met daarbij behorende normen en waarden.


Slide 9 - Tekstslide

Ideologieën
Bij een ideologie gaat het om 2 vragen:
1. Welke normen en waarden staan centraal?
2. Wat is de gewenste rol van de overheid op sociaaleconomisch gebied?

Het spectrum:
Het politiek spectrum verdeelt partijen over het algemeen op twee manieren: links-rechts en progressief-conservatief. Dit is de meest gebruikte methode voor het positioneren van politieke partijen op basis van hun standpunten.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

H4D vrijdag 15 november
1. Toets bespreken 
2.Terugblik/korte herhaling paragraaf 3.2 Stromingen
3. KEUZE: verwerking 3.2: opdrachten maken in het werkboek of een goede start maken met jullie PO. Ga in een groep zitten en denk aan je volume
4. Huiswerk: wo. 20 november maken  van 3.2: opdrachten 1, 2, 5, 6, 8, 9 en 11 en lezen paragraaf 3.3 politieke partijen

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen 
In deze paragraaf leer je:
  • wat de belangrijkste aspecten zijn van een ideologie
  • welke verschillen er zijn tussen de  politieke stromingen 
  • om de stromingen, het politiek spectrum en de links/rechts verdeling in je po terug te laten komen

Slide 14 - Tekstslide

Nog een keer de eilandsituatie.....
We zijn ondertussen geen onbewoond eiland meer.... In H2 hebben we gezien dat we een rechtsstaat zijn en in par. 3.1 hebben we gezien dat politici namens burgers beslissingen nemen in een parlementaire democratie.

En de vraag die we nu gaan stellen:

Volgens welke politieke stroming zou jij de samenleving inrichten op het eiland?
 

Slide 15 - Tekstslide

Visie op de samenleving  (politieke stromingen)
  • Hoe willen we dat de samenleving eruitziet?
  • Hoe erg vinden we het als er grote verschillen zijn tussen arm en rijk?
  • Welke zaken moet de overheid regelen en welke niet?

Politieke partijen zijn opgericht vanuit een politieke stroming met daarbij behorende normen en waarden.


Slide 16 - Tekstslide

De 3 hoofdstromingen:
Liberalisme, sociaaldemocratie en christendemocratie
Zie ook  blz. 75 in je lesboek

Slide 17 - Tekstslide

Alle ideologieën op een rijtje...
Liberalisme = stroming die de vrijheid en eigen verantwoordelijkheid van burgers centraal stelt en streeft naar een terughoudende overheid die orde en gezag handhaaft.
Sociaaldemocratie stroming voortkomend uit het socialisme die gelijke kansen benadrukt en streeft naar een sterke rol van de overheid om gelijkheid tot stand te brengen.
Christendemocratie = stroming die zich baseert op het christelijk geloof en bijpassende waarden als naastenliefde en saamhorigheid.
Ecologisme = stroming die de zorg voor de aarde centraal stelt waarbij het bestrijden van de klimaatcrisis en beschermen van het milieu voorop staat.
Populisme = politieke stijl die de stem van het volk wil laten horen en zich keert tegen de elite.

TIP: 
Lees dit in je  lesboek goed door om te bepalen bij welke stroming  jullie partij past.

Slide 18 - Tekstslide

  • Verwerk dit in jullie PO 
  • waar staat jullie partij?
?

Slide 19 - Tekstslide

Verwerking in je PO
TIP voor je PO:
Geef bij dit onderdeel ook de stroming aan waartoe de partij volgens jullie bij hoort met onderbouwing

Slide 20 - Tekstslide

Even checken...
Noteer voor jezelf kort de antwoorden.
1. Welke 3 ideologische visies zie je in de cartoon bij A, B en C? Kies uit:          liberalisme, christendemocratie en sociaaldemocratie.

2. Welke rol mag je hier verwachten van de overheid?


timer
3:00

Slide 21 - Tekstslide

Antwoord
1. De 3 Ideologieën:
A= sociaaldemocratie
B= liberalisme
C= christendemocratie 

2. Rol overheid:
sociaaldemocratie: sterke actieve rol van de overheid om gelijkheid tot stand te brengen
liberalisme: terughoudende overheid die orde en gezag handhaaft
christendemocratie: een (redelijk) actieve overheid maar eerst vooral gebruik maken van het maatschappelijk middenveld 

Slide 22 - Tekstslide

Nog een keer de eilandsituatie.....
Kun je nu voor jezelf een antwoord geven op deze vraag:

Volgens welke politieke stroming zou jij de samenleving inrichten op het eiland?

liberalisme-sociaaldemocratie-christendemocratie-ecologisme-populisme
 


Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Huiswerk: woensdag 20 november maken van 3.2 opdrachten 1, 2, 5, 6, 8, 9, 11 en lezen par. 3.3 Politieke partijen

KEUZE:
  • Beginnen voor jezelf aan de opdrachten van 3.2 (=huiswerk)
  • Starten met de PO in je groepje 
  • houd rekening met je volume
  • Zet jullie tafels in een groepsopstelling om goed samen te 
       kunnen werken

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen behaald?
In deze paragraaf leer je:
  • wat de belangrijkste aspecten zijn van een ideologie
  • welke verschillen er zijn tussen de 5 politieke stromingen 
  • om de stromingen, het politiek spectrum en de links/rechts verdeling in je po terug te laten komen

Slide 25 - Tekstslide