Een komma geeft een rustmoment in de zin aan. Je gebruikt een komma
• voor of na een aanspreking:
– Pardon, wilt u uw jas van de stoel halen, mevrouw?
• tussen twee persoonsvormen:
– Als je al je verdiende geld meteen uitgeeft, heb je geen budget voor onverwachte uitgaven.
• tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn:
– Tom heeft tegenwoordig een baantje als afwasser in het strandpaviljoen, omdat hij geld voor zijn vakantie wil verdienen.