Grammatica - Zinsdelen 1E

Goedemorgen 2K
 zinnen hakken 
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen 2K
 zinnen hakken 
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

START


- Je weet hoe je zinsdelen kunt vinden.

- Je kunt de volgende zinsdelen vinden:

persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, onderwerp lijdend voorwerp

-

taalverzorging

Slide 2 - Tekstslide

Kun je van deze zin een goed lopende zin maken?
Mijn ga het broer met zwembad ik naar.

Slide 3 - Open vraag

Zinnen hakken
Iedere zin bestaat uit zinsdelen.
Zinsdelen kun je vinden door de zin in 
een andere volgorde te zetten.
Alle woorden voor de PV zijn altijd 
1 zinsdeel.

Slide 4 - Tekstslide

Maak deze zin in een andere volgorde:
Ik ga morgen naar Parijs op vakantie.

Slide 5 - Open vraag

Is deze zin goed gehakt?
Die ontzettend gemene hond / van de buurman / heeft / mij / gebeten.
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quizvraag

Welke zinsdeelstreep staat in deze zin niet goed? De ontzettend gemene / hond van de buurman / heeft / mij / gebeten

Slide 7 - Open vraag

Stap 1: zoek de PV
  • PV: (persoonsvorm) is een 'doe-woord'. Geeft aan wat er gebeurt in een zin.
  • 3 manieren om de PV te vinden:
  • 1) Maak de zin vragend
  • 2) Zet de zin in een andere tijd (dus van tt naar vt of andersom)
  • 3) Verander het getal (van enkelvoud naar meervoud of andersom)

Slide 8 - Tekstslide

WG: (werkwoordelijk gezegde) zijn alle werkwoorden (doe-woorden) in een zin. Dus ook de PV hoort hierbij!
OW: (onderwerp) hieraan zie je waar de zin over gaat. (Je stelt de vraag: Wie/wat + wg).
LV: (lijdend voorwerp) hier gebeurt iets mee, ondergaat de handeling. (Je stelt de vraag: Wie/wat +wg + ow)

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend
voorwerp
De schoonmaker
maakt
schoon.
de vieze school

Slide 10 - Sleepvraag

Meewerkend voorwerp
  • Dit is bijna altijd een persoon die meewerkt om de handeling uit te voeren.
  • Je herkent het aan de woorden in de zin 'aan' en 'voor' .
  • Als deze woorden niet in de zin staan, moet je ze kunnen toevoegen.
  • Je stelt de vraag: Aan wie? of Voor wie?

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden:
Ik geef het boek aan Pieter.
Je stelt de vraag: aan wie? - 'aan Pieter'

Hij liet zijn tante zijn kamer zien.
Je stelt de vraag: aan wie? - (aan) zijn tante 

Slide 12 - Tekstslide

START


- Je weet hoe je zinsdelen kunt vinden.

-Herhaling:

persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, onderwerp lijdend voorwerp

- Je weet hoe je het meewerkend voorwerp kunt vinden.

taalverzorging

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Korte herhaling zinnen hakken 
Meewerkend voorwerp

Slide 14 - Tekstslide