Formuleren 4: verwijswoorden

Formuleren Hs. 4
verwijswoorden 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Formuleren Hs. 4
verwijswoorden 

Slide 1 - Tekstslide

Lees de tekst 
Neustypen: zo snel mogelijk typen met je neus. Mohammed Khursid Hussain ging de uitdaging aan. Mohammed moest zo snel mogelijk 103 woorden typen, waarbij Mohammed Mohammeds handen op Mohammeds rug moest houden. Als dit Mohammed binnen 1 minuut en 33 seconden lukte, had Mohammed het wereldrecord verbroken. En het lukte Mohammmed met twee vingers in de neus (figuurlijk gesproken). Mohammeds tijd was 47,44 seconden.  

Slide 2 - Tekstslide

In de tekst kwam nogal vaak het woord Mohammed voor. 
Dit maakt de tekst niet zo fijn om te lezen. 
Daarom hebben we verwijswoorden! 

Slide 3 - Tekstslide

Omdat de universiteit(v) minder geld krijgt, neemt ... minder studenten aan.
A
hij
B
ze

Slide 4 - Quizvraag

De feestcommissie (v) vindt dat het bestuur ... niet serieus neemt.
A
haar
B
hem

Slide 5 - Quizvraag

Ik heb in mijn tuin een vijver (m)aangelegd, maar ... loopt steeds leeg.
A
hij
B
het
C
ze

Slide 6 - Quizvraag

Als de buizerd (m) naar voedsel zoekt, zie je ... hoog in de lucht cirkelen.
A
hem
B
haar

Slide 7 - Quizvraag

Dit product is zo populair dat ... nauwelijks nog te krijgen is.
A
het
B
hij
C
ze

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer dit aanbod je niet bevalt, kun je ... beter niet accepteren.
A
hem
B
het

Slide 9 - Quizvraag

Heeft deze onderneming (v) ... werknemers een bonus gegeven?
A
haar
B
zijn

Slide 10 - Quizvraag

Vanwege de kunstroof heeft het museum ... deuren moeten sluiten.
A
haar
B
zijn

Slide 11 - Quizvraag

Op 3 januari zal de vereniging (v) ... leden een receptie aanbieden.
A
haar
B
hun
C
zijn

Slide 12 - Quizvraag

Waarom gaat deze international (m)... Nederlandse verstiging sluiten?
A
haar
B
zijn

Slide 13 - Quizvraag

Mijn familie (v) heeft ... bezittingen in Spanje van de hand gedaan.
A
haar
B
hun
C
zijn

Slide 14 - Quizvraag

Dit land stuurt ... militairen naar brandhaarden overal op de wereld.
A
haar
B
zijn

Slide 15 - Quizvraag

Opdracht 2
Vul het juiste verwijswoord in. Kies uit: hij, hem, het, zijn, zij, ze, haar, hen, hun, deze, die, dit en dat. 

(Als je het moeilijk vindt, kijk dan in je boek bij het overzicht op bladzijde 122) 

Slide 16 - Tekstslide

Dat artikel over inbraken vind ik wel interessant, maar ... hier over economie niet.

Slide 17 - Open vraag

Wil het leger extra geld, omdat ... steeds vaker vredesmissies moet uitvoeren?

Slide 18 - Open vraag

Met ... vriendinnen deelt Esther veel van ... geheimen, maar toch kan ... niet alles aan ... vertellen.

Slide 19 - Open vraag

Werkgevers mogen ... personeel niet zonder goede reden ontslaan.

Slide 20 - Open vraag

Toen meneer De Hoogh op vakantie ... buren tegenkwam, is ... meteen met ... uit eten gegaan.

Slide 21 - Open vraag

De politie zoekt naar een crimineel ... uit de gevangenis ontsnapt is.

Slide 22 - Open vraag

Controleer voor jezelf 

Slide 23 - Tekstslide