Les 12

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour

et 

bienvenue!!

Vendredi 30 septembre

Le programme pour aujourd'hui :

- Hoe leer jij de woorden;

- Je kunt een dialoog rond omgeving voorstellen begrijpen;

- Je kunt jouw eigen omgeving voorstellen;

- Jij kunt het werkwoord être in zinnen aanpassen.

Objectif numéro 1

Hoe leer je de woorden?

Hoe leer jij de woorden

• Actief leren:
• Woorden hardop lezen: FR-NL/ NL-FR
•  Woorden laten overhoren: FR-NL/ NL-FR
• Dictée: FR-NL/ NL-FR
• Met woorden oefenen: Quizlet/ WRTS
• Met zinnen oefenen: Libre Service Online
• Mindmap maken

Hoe leer jij de woorden

• Regelmatig oefenen:

Hoe leer je de woorden

Andere tips?

Objectif numéro 2

Je kunt een dialoog rond omgeving voorstellen begrijpen.

Le dialogue

1/ Regarde et écoute Madame Baichere

(Pour moi : Jeanne et Tristan, p. 30)

Le dialogue

1/ Ecoute encore Madame Baichere

2/ Antwoord de vragen: exercice 19, page 32.

Ne regarde pas le dialogue !

Le dialogue

1/ Regarde le dialogue de Jeanne et Tristan, page 30

2/ Controleer jouw antwoorden: exercice 19, page 32.

Exercice 19, page 32

• 1/ zijn nieuwe wijk = son nouveau quartier
• het zwembad = la piscine
• mensen die hij kent (Lucas, Nathan, Rémi et Emma) 
• zijn huis = sa maison
• zijn tuin = son jardin
• zijn school = son école / son collège

Objectif numéro 3

Je kunt jouw eigen omgeving voorstellen.

Et toi ?

Parle en duo :

- Tu habites dans quelle ville ?

- Tu habites dans quel quartier ?

- Tu habites dans une maison ou dans un appartement ?

- Tu es dans quelle école ?

- Tu es dans quelle classe ?

Tip : welk (e) =

quel (m)

quelle (v)

Et toi ?

La classe parle :

- Tu habites dans quelle ville ?

- Tu habites dans quel quartier ?

- Tu habites dans une maison ou dans un appartement ?

- Tu es dans quelle école ?

- Tu es dans quelle classe ?

"Quel" ou "quelle" ?

- Tu habites dans quelle ville ?

- Tu habites dans quel quartier ?

1/ Wanneer gebruik je quelle en wanneer gebruik je quel?

2/ Wat betekent quel/ quelle?

3/ Bedenkt een vraag met quel of quelle

Objectif numéro 4

Jij kunt het werkwoord être in zinnen aanpassen.

Les phrases/ de zinnen avec "être"

- Tu es dans quelle école ?

............................

- Maed est dans quelle classe ?

............................

Pense bien. 

Geef antwoord met een hele zin:
Tu es dans quelle classe ?

Geef antwoord met een hele zin:
Tu es une fille ou un garçon ?

Geef antwoord:
Tu es une fille ? Non, je …… un garçon.

Geef antwoord:
Tu es grand ? Non, je …… petit.

Geef antwoord:
Vous êtes grands ? Non, nous …. petits.

Geef antwoord:
Maed est en quatrième ? Non, ....... ....... en cinquième.

Geef antwoord:
Neva est sympa ? Oui, .... ..... sympa !

Lesdoelen behaald?

- Hoe leer je de woorden;

- Je kunt een dialoog rond omgeving voorstellen begrijpen;

- Je kunt jouw eigen omgeving voorstellen;

- Jij kunt het werkwoord être in zinnen aanpassen.

Lesdoelen behaald?

😒🙁😐🙂😃