Paragraaf 2.1

Paragraaf 2.1
Belangrijkste dingen die je moet weten na deze les:
- wat de nadelen zijn van werkloosheid?
- waar je terecht kunt als je en baan zoekt
- waarom alleen "witwerken" is toegestaan
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2.1
Belangrijkste dingen die je moet weten na deze les:
- wat de nadelen zijn van werkloosheid?
- waar je terecht kunt als je en baan zoekt
- waarom alleen "witwerken" is toegestaan

Slide 1 - Tekstslide

Nadelen werkloos
- persoonlijke nadelen
minder geld (uitkering), nutteloos gevoel, geen sociaal contact

- maatschappelijke nadelen
meer onrust, meer criminaliteit(?), vicieuze cirkel
https://www.facebook.com/tokkiemedia/videos/probleemwijken-01-assen/510989626955038/

Slide 2 - Tekstslide

Economische gevolgen
- werklozen minder te besteden

minder inkomsten en meer uitgaven voor de overheid

- geen loonsverhoging voor werknemers

Slide 3 - Tekstslide

Uitkering ?
- UWV (WERKbedrijf)

- WW
(zie bron 2.1 blz.55)

- Bijstand

Slide 4 - Tekstslide

Re-integratie
- UWV WERKbedrijf



- uitzendbureau

- payrolling

Slide 5 - Tekstslide

(on)betaald werk
- wit werken
Legaal, betaald werk. Belasting betalen.

- vrijwilligerswerk
grijs gebied, wel legaal, geen loon, dus geen belasting

- zwart werken

Slide 6 - Tekstslide

Zwart werken 
"beunen"
Netto uurloon €15,-


Bruto uurloon  € 25,-

Welk uurloon is logisch voor  zwartwerken?

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opgave 2.1 t/m 2.5 op blz. 57 t/m 60

Dit is ook huiswerk voor volgende les.

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 2.1
1 = Juist
2 = onjuist
3 = onjuist
4 = onjuist
5 = juist
6 = juist
7 = juist

Slide 9 - Tekstslide

Opgave 2.2
A = 6 jaar. 2012 en 2017 tellen beide nog mee
B = 6 maanden. 
C = 0,75 x €2.350 = €1.762,50 eerste 2 maanden
0,7 X €2.350 = €1.645 de overige 4 maanden
D = 2 
E = 1

Slide 10 - Tekstslide

Opgave 2.3
A = 38 jaar arbeidsverleden. 10 x 1 maand + 28 x 1/2 maand = 24 maanden totaal. Is ook meteen de max.

B = 0,75 x €2.800 = €2.100
0,7 x €2.800 = €1.960
verschil is €140,-
140 / 2.100 x 100% = 6,66 %

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 2.3 vervolg
C = 1. Niet, zelf ontslag genomen.
2. Niet, voldoet niet aan 26 wekeneis en niet 4 uit 5 eis
3. Niet, 26 wekeneis
4. Wel. Korte WW, ze voldoet alleen aan 26 weken eis
5. Niet. Is geen betaalde baan.

D = Participatiewet

Slide 12 - Tekstslide

Opgave 2.3 vervolg
E = Alleenstaand dus 50% x €1.537,20 (minimumloon) = €768,60

F = wordt stopgezet.

Slide 13 - Tekstslide

Opgave 2.4
A. eigen antwoord, kan niet goed of fout zijn.

B. geld verdienen & financiële onafhankelijkheid

Slide 14 - Tekstslide

Opgave 2.4 (vervolg)
C = per week bruto = 24 uur x €14,54 = €348,96
per jaar is dat €348,96 x 52 weken = €18.145,92
per maand is dat gedeeld door 12 maanden = €1.512,16
€1.512,16 - €1.291,76 = €220,40
procenten = (€220,40 / €1.512,16) x 100 = 14,6 %

Slide 15 - Tekstslide

Opgave 2.4 (vervolg)
D = 1. Juist, want €1.512,16 is meer dan €1.400
2. Onjuist, want René betaalt geen belastingen, dus is €1.400 zijn besteedbare inkomen.
3. Juist, want René stond niet geregistreerd. Dus niet afgedragen.
E = René betaalt niet mee voor de niet-actieven. Dus betalen de actieven in verhouding meer.

Slide 16 - Tekstslide

Opgave 2.5
A = goed salaris, extra voorzieningen, meer vakantiedagen, meer vakantiegeld.

B = te veel lawaai, verkeerde meubels, weinig pauze, laag loon, hoge werkdruk.

C = e, 1-4-2-3-5

Slide 17 - Tekstslide

Opgave 2.5 (vervolg)
D = Bert = (€1.808x12) / 52 weken = €417,23 --> gedeeld door 38 uren = €10,98 per uur

Ferdinand = (€5.416x12) / 52 weken = €1.249,85 --> gedeeld door 45 uren = €27,77 per uur
(€27,77 - €10,98) / €27,77 x100% = 60,5 %
E = minder bestedingen = minder productie nodig

Slide 18 - Tekstslide