afronden 2.1 + 2.2 in WB + UL 2.3 (+2.4)


  • huiswerkcontrole en nakijken 2.1 + 2.2
  • leerdoelen + uitleg 2.3
  • opdrachten maken 2.3

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les


  • huiswerkcontrole en nakijken 2.1 + 2.2
  • leerdoelen + uitleg 2.3
  • opdrachten maken 2.3

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen 2.3

  1. Ik kan omschrijven wat primaire en secundaire geslachtskenmerken zijn en daarbij voorbeelden noemen.
  2. Ik kan de processen tijdens de menstruatiecyclus beschrijven. 

Slide 2 - Tekstslide

2 types Geslachtskenmerken
  • Primaire geslachtskenmerken: kenmerken waaraan je het geslacht kunt bepalen en bij geboorte aanwezig zijn.
  • Secundaire geslachtskenmerken: lichamelijke veranderingen in puberteit onder invloed van geslachtshormonen.

Slide 3 - Tekstslide

Hormonen zijn stoffen die allerlei processen in het lichaam regelen.
Zo regelen ze de ontwikkeling van primaire en secundaire geslachtskenmerken. 
Hormonen worden geproduceerd door hormoonklieren.
Een belangrijke hormoonklier is de hypofyse.

Slide 4 - Tekstslide

Verandering in de puberteit
Ontwikkeling met/zonder testosteron tijdens de zwangerschap

Slide 5 - Tekstslide

Geslachtshormonen
Geslachtshormonen: regelen de werking van de voortplantingsorganen waardoor:
  • Teelballen zaadcellen gaan maken 
  • Teelballen maken mannelijke geslachtshormonen (testosteron)
  • In Eierstokken eicellen gaan rijpen
  • Eierstokken maken vrouwelijke geslachtshormonen (oestrogenen)

Deze hormonen zorgen voor de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken.

Slide 6 - Tekstslide

Voortplanting vrouw
Menstruatiecyclus
De menstruatiecyclus is bedoeld om een vrouw zwanger te kunnen laten worden.
De menstruatiecyclus duurt ongeveer 28 dagen.

Er zijn maar weinig vrouwen die precies elke 4 weken ongesteld worden. Vaak is de cyclus onregelmatig, vooral de eerste jaren.

Slide 7 - Tekstslide

Menstruatiecyclus

Slide 8 - Tekstslide

Ontwikkeling van een follikel in een eierstok

Slide 9 - Tekstslide

Menstruatiecyclus met follikelrijping 
(als er geen bevruchting plaatsvindt)

Slide 10 - Tekstslide

Ga nu in je papieren werkboek
aan de slag met het maken van:

thema 2
Basisstof 2.3; opdracht 1 t/m 7

Slide 11 - Tekstslide

leerdoelen 2.4
  • Ik kan beschrijven welke veranderingen er in het lichaam van een vrouw plaatsvinden met voor en na de bevruchting.
  • Ik kan de verschillen in de functie van zaadcellen en eicellen noemen.
  • Ik kan de embryonale ontwikkeling beschrijven.
  • Ik kan beschrijven hoe eeneiige en twee-eiige tweelingen ontstaan. 

Slide 12 - Tekstslide

bevat geen reservevoedsel
Krijgen energie uit het vocht van de
zaadblaasje en de prostaat
veel reservevoedsel,
dat is nodig voor de eerste ontwikkeling van de bevruchte eicel

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Enige fout in filmpje is een onbevruchte eicel die met de menstruatie uit het lichaam gaat!

Onbevruchte eicel valt uiteen in eileider en haalt de baarmoeder niet eens. 

Slide 15 - Tekstslide

verband tussen processen als er bevruchting plaatsvindt;
gele lichaam blijft in stand en blijft hormonen produceren om het baarmoederslijmvlies dik en goed doorbloed te houden.

Slide 16 - Tekstslide

Als 1 kop van een zaadcel binnen is, wordt het celmembraan van de eicel ondoordringbaar. 

Kernen versmelten = bevruchting
Daarna deelt bevruchte eicel zich aantal keren.
Klompje cellen is gevuld met vocht. 

Slide 17 - Tekstslide

hCG = zwangerschapshormoon
Vanaf de innesteling maakt het embryo het hormoon hCG. 
Dit hormoon zorgt ervoor dat het gele lichaam in stand blijft. 

  • het voorkomt dat er een nieuwe eicellen gaan rijpen.

Vanaf een week na de innesteling komt een 
deel van die hCG in de moeders haar urine.

Een zwangerschapstest toont aan of het 
zwangerschapshormoon hCG in de urine 
aanwezig is voor een positief resultaat.


Slide 18 - Tekstslide

Ontwikkeling embryo;

Klompje cellen heeft aan één kant een verdikking; hieruit ontwikkelt zich het embryo.
Zo noem je het nieuwe leven de eerste 8 weken na de bevruchting. 

In het baarmoederslijmvlies zitten holten met bloed van de moeder. Via uitstulpingen neemt het embryo zuurstof en voedingsstoffen op, waardoor het embryo kan groeien & ontwikkelen.

Slide 19 - Tekstslide

Ontwikkeling embryo;




Terwijl het embryo zich ontwikkelt, ontstaat de placenta.  Deze bestaat uit weefsel van de moeder en het embryo. Het weefsel van de embryo gaat nu ook het hCG maken.
In de placenta stroomt bloed van het embryo vlak langs het bloed van de moeder. Hierdoor worden bepaalde stoffen uitgewisseld.  Het bloed van de moeder stroomt niet door het embryo.

Water, CO2 en andere afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.
Zuurstof& voedingsstoffen gaan van het bloed van de moeder naar het bloed naar het embryo. 

Slide 20 - Tekstslide

Placenta en navelstreng
Ook ziekteverwekkers kunnen door de 
wanden van de bloedvaten heen, net zoals alcohol, 
nicotine, drugs en sommige geneesmiddelen. 

Deze schadelijke stoffen komen zo in het bloed 
van het embryo. 
Ze kunnen de groei van het embryo remmen en 
afwijkingen veroorzaken

Vooral de eerste 8 weken is het embryo kwetsbaar, 
om dat dan weefsels en organen volop in ontwikkeling zijn. 

Slide 21 - Tekstslide

Navelstreng 
Nagelstreng is geheel weefsel van het embryo. 

  • 2x Navelstrengslagader --> CO2 en andere afvalstoffen
  • 1x Navelstrengader --> zuurstof en  voedingsstoffen

Slide 22 - Tekstslide

vruchtvliezen en vruchtwater
Het embryo ligt in vruchtwater.  Om het vruchtwater zitten de  2 vruchtvliezen, wat bestaat uit weefsel van het embryo.  

Het vruchtwater beschermt tegen uitdroging, stoten en zorgt voor een constante temperatuur. 

Slide 23 - Tekstslide

embryo --> foetus
 Vanaf de 3de maand wordt het embryo een foetus genoemd...

Bij een foetus zijn alle belangrijke organen gevormd.

De baby wordt gemiddeld 38 weken na de bevruchting geboren. 

Slide 24 - Tekstslide

Tweelingen
Twee-eiige tweelingen:
  • Worden twee eicellen bevrucht.
  • Beide klompjes cellen nestelen zich in het baarmoederslijmvlies.

Eeneiige tweelingen:
  • Ontstaat uit één bevruchte eicel.
  • Losse klompjes cellen nestelen zich in het baarmoederslijmvlies.

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk voor maandag 2 oktober
Thema 2
  • Eerst oude huiswerk van 2.1 + 2.2 + 2.3 bijwerken als je dat   nog niet had gemaakt!
  • Basisstof 2.4; opdracht 1 t/m 7, waarvan 4 in je boek. 


Slide 26 - Tekstslide