10.2

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


Alle stoffen zijn in te delen in 3 groepen. Noem deze 3 groepen en vertel wat je hier van weet.

Slide 5 - Open vraag

Deel de volgende stoffen in bij de juiste groep.

TIP: uit welke atomen is de stof opgebouwd?
Metalen
ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
water
natriumjodide
koperoxide
calcium
koolstof
methaan
goud
kaliumfluoride
kwik

Slide 6 - Sleepvraag

Geleidt deze stof stroom?
AgO(aq)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 7 - Quizvraag


Geleidt deze stof stroom?
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een metaal
D
nee, het is een metaal

Slide 8 - Quizvraag


Een stof heeft de volgende eigenschappen:
- Heeft hoog smeltpunt
- Is vast bij kamertemperatuur
- Geleid geen stroom in de vaste vorm
Bij welke groep stoffen hoort deze stof?
A
metalen
B
moleculaire stof
C
niet-metaal
D
zouten

Slide 9 - Quizvraag


Leg uit hoe op microniveau een zout is opgebouwd. Gebruik de begrippen: Ionen, kristalrooster, lading.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Keuze!

Mee doen met de uitleg:
  • Blijf in deze lesson-up
  • Uitleg leerdoelen 10.2
  • Oefen met formuleren
  • Checken of je het snapt 
  • Verplicht voor rood
  • Keuze voor geel/groen


Zelfstandig bezig:
  • Lees aandachtig 10.2
  • Maak een begrippenlijst
  • of samenvatting/mindmap
  • Maak de werkboekvragen
  • Kijk de werkboekvragen na
  • Keuze voor geel/groen

Slide 12 - Tekstslide


Welke keuze maak je?
A
Ik zit in rood
B
Ik zit in geel/groen doe mee met de uitleg
C
Ik zit in geel, ga zelfstandig werken
D
Ik zit in groen, ga zelfstandig werken

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide


De oplosbaarheid van salmiak is 758 g/L. Wat kun je zeggen over de oplosbaarheid van dit zout?
A
Goed oplosbaar
B
Matig oplosbaar
C
Slecht oplosbaar
D
Is niet te zeggen

Slide 15 - Quizvraag


Koperoxide is een zout. Zoek op in je BiNaS wat de oplosbaarheid van dit zout is.
A
Goed
B
Matig
C
Slecht
D
Bestaat niet

Slide 16 - Quizvraag


Magnesiumjodide is een zout. Zoek op in je BiNaS 
wat de oplosbaarheid van dit zout is.
A
Goed
B
Matig
C
Slecht
D
Bestaat niet

Slide 17 - Quizvraag


Natriumoxide is een zout. Zoek op in je BiNaS 
wat de oplosbaarheid van dit zout is.
A
Goed
B
Matig
C
Slecht
D
Bestaat niet

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide


In 250 ml water zit 130 g salmiak opgelost. Wat is de concentatie?
A
250 / 130 = 1,92 g/L
B
130 / 250 = 0,52 g/L
C
0,25 / 130 = 0,0019 g/L
D
130 / 0,25 = 520 g/L

Slide 20 - Quizvraag


De concentratie NaCl is 270 g/L. Je hebt 430 ml van deze oplossing. Hoeveel gram NaCl is in dit glas aanwezig?
A
270 x 430 = 116 100 g
B
270 x 0,43 = 116,1 g
C
0,270 x 430 = 116,1 g
D
0,270 x 0,430 = 0,1161 g

Slide 21 - Quizvraag


Jacob heeft hoofdpijn. Daarvoor slikt hij een paracetamol. De concentratie paracetamol in zijn bloed is 0,111 g/L. Jacob heeft 4,5 L bloed. Bereken hoeveel paracetamol hij in zijn bloed heeft.

Slide 22 - Open vraag

Sleep de juiste antwoorden naar de som.
a. 10 g     =                       mg

b. 28 kg  =                       mg

c. 83 g    =                        cg

d. 92 cm3    =                   ml
Er blijven antwoorden over!
0,0001
10000
9200
0,920
0,0083
8300
92
92 000
28 000 000
83 000

Slide 23 - Sleepvraag

Slide 24 - Tekstslide


De oplosbaarheid van salmiak is 758 g/L. 
In 250 ml water zit 230 g salmiak opgelost. 
Kan dit?
A
250 / 230 = 1,09 g/L Ja, onverzadigd
B
250 / 230 = 1,09 g/L Nee, verzadigd
C
230 / 0,25 = 920 g/L Ja, onverzadigd
D
230 / 0,25 = 920 g/L Nee, verzadigd

Slide 25 - Quizvraag


Leg uit hoe je kunt zien of een oplossing 
verzadigd is.

Slide 26 - Open vraag