1.4 Kritisch denken

1.4 kritisch denken 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.4 kritisch denken 

Slide 1 - Tekstslide

Doelen 
  • Je kan beschrijven wat kritisch denken is
  • je kent het verschil tussen een feit en een mening
  • je weet uit welke onderdelen een goed onderbouwde mening bestaat (feiten, verschillende kanten en onderbouwde argumenten)
  • Je kan uitleggen dat kritisch denken niet hetzelfde is als kritiek geven 

Slide 2 - Tekstslide

Voor je eigen mening:
  • moet de feiten kennen. Een feit is wat echt gebeurd is, je kan het bewijzen
  • Bekijk het vraagstuk van verschillende kanten
  • Onderbouw je je mening met argumenten, dus redenen waarom je iets vindt

Slide 3 - Tekstslide

Kritisch denken; je gaat zorgvuldig met informatie om je mening te bepalen 

Slide 4 - Tekstslide

Kritisch denken bestaat uit drie onderdelen 
1. informatie op waarde schatten (is het betrouwbaar?)
2.Je kijkt naar de informatie van meerdere kanten en luistert naar meningen van anderen (een mening is wat je van iets vindt
3. Je denkt opnieuw na over je eigen mening 

Slide 5 - Tekstslide

Feiten
Een mening is iets wat je vindt, een feit is iets wat echt gebeurd is en wat je kunt bewijzen

Om je mening goed uit te leggen moet je de feiten kennen...

Je kunt wel zeggen dat je roken niet ongezond vindt, maar dat is gewoon niet zo.

Slide 6 - Tekstslide

Mijn moeder vindt die film waardeloos.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Uitleg

Slide 7 - Quizvraag


Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 8 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quizvraag

feit of mening





Ik vind afval scheiden belangrijk, want dan help ik mee onze wereld te beschermen.

Slide 10 - Tekstslide

worden.
Staat hier een feit, mening of argument?

Wilders moet de nieuwe minister-president worden
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quizvraag

worden.
Welk argument zou je hiervoor kunnen geven?

Wilders moet de nieuwe minister-president worden
A
Hij heeft de meeste stemmen gehaald
B
Hij is 60 jaar
C
Ik vind dat gewoon zo

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag
Opdracht 1 t/m 8 van paragraaf 1.4

Klaar? Maak de Samenvattingsopdracht op blz. 21

Slide 13 - Tekstslide