In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H4 Stoffen en straling
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Herhaling paragraaf atoomkern
Afmaken uitleg radioactief verval
Opdrachten maken
Slide 2 - Tekstslide
Een atoom
Atomen hebben een atoomkern en elektronen.
De atoomkern bestaat uit protonen en neutronen.
Slide 3 - Tekstslide
Een atoom
Tabel 34 periodiek systeem
atoomnummer: aantal protonen
massagetal = aantal protonen + neurtronen
Slide 4 - Tekstslide
Isotopen
Slide 5 - Tekstslide
Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom,
andere massa
B
Ander atoom,
zelfde massa
C
Zelfde atoom,
ander atoomnummer
D
Ander atoom,
zelfde atoomnummer
Slide 7 - Quizvraag
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34
Slide 8 - Quizvraag
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
34
Slide 9 - Quizvraag
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24
Slide 10 - Quizvraag
Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massa
B
In de kern, gelijk aan de massa
C
Rond de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan
(massa - atoomnummer)
Slide 11 - Quizvraag
Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom
Slide 12 - Quizvraag
Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager
Slide 13 - Quizvraag
Hebben isotopen verschillende chemische eigenschappen?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen
Slide 15 - Quizvraag
N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen. C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen. N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee
Slide 16 - Quizvraag
Alfa straling
Bètastraling
Gammastraling
- Klein doordringend vermogen
- Sterk ioniserend
- Groter doordringend vermogen dan alfa
- Minder ioniserend dan alpha
- Groter doordringend vermogen dan Bèta
- Minder ioniserend dan Beta
Slide 17 - Tekstslide
Welke straling wordt tegengehouden door een stukje papier?
A
alpha
B
beta
C
gamma
D
ultra violette
Slide 18 - Quizvraag
Welke straling zorgt ervoor dat je verbrand?
A
alpha
B
beta
C
gamma
D
ultra violette
Slide 19 - Quizvraag
De radioactiviteit meet je in
A
sievert.
B
kerneenheid.
C
becquerel.
D
opgenomen dosis.
Slide 20 - Quizvraag
Activiteit
Activiteit: het aantal kernen dat per seconde vervalt
Bequerel (Bq): de eenheid van activiteit
De activiteit van een stof neemt af in de tijd. Na een bepaalde vaste tijd is nog maar de helft van de activiteit over, dit noemen we ook de halveringstijd
Slide 21 - Tekstslide
Halveringstijd (halfwaardetijd)
Na de halveringstijd:
- is de helft van de instabiele atoomkernen verdwenen
(deze zijn vervallen en een ander soort atoom geworden)
- is de hoeveelheid straling ook met de helft verminderd (er blijven steeds minder instabiele kernen over)
Slide 22 - Tekstslide
Halveringsdikte - bij welke dikte wordt de helft van de straling doorgelaten
Slide 23 - Tekstslide
In dit diagram kun je goed zien hoe radioactief verval verloopt: de hoeveelheid straling (Dus de activiteit) wordt iedere halveringstijd gehalveerd.
Tegelijk wordt de hoeveelheid radioactieve kernen gehalveerd na iedere halveringstijd.
Slide 24 - Tekstslide
Rekenen met halveringstijd
Zilver-110 heeft een halveringstijd van 24 seconden.
Hoeveel van deze radioactieve stof overblijft, kunnen we berekenen met een verhoudingstabel.
Slide 25 - Tekstslide
Neon-24 heeft een halveringstijd van 15 uur. Hoeveel radioactiviteit is er na 60 uur nog over?
A
een kwart
B
een achtste
C
een twaalfde
D
een zestiende
Slide 26 - Quizvraag
IJzer-55 heeft een halfwaardetijd van drie dagen. Na hoeveel dagen is er nog een achtste van de oorspronkelijke straling over?
A
zes dagen
B
negen dagen
C
twaalf dagen
D
vijftien dagen
Slide 27 - Quizvraag
2,0 gram thorium vervalt gedurende 72 dagen, waarna er nog maar 0,25 gram thorium over is. Hoe groot is de halveringstijd van thorium?
A
9 dagen
B
12 dagen
C
24 dagen
D
36 dagen
Slide 28 - Quizvraag
Een onstabiele stof heeft een halveringstijd van 3,0 uur. Je hebt aan het begin 20 onstabiele kernen van die stof. Hoeveel kernen kunnen er na 6,0 uur nog onstabiel zijn?
A
20
B
10
C
5
D
1
Slide 29 - Quizvraag
Na hoeveel jaar is 3/4 deel van het oorspronkelijke aantal kernen vervallen?
Slide 30 - Open vraag
De grafiek geeft de halveringstijd van een isotoop weer. De halveringstijd van de isotoop is
Slide 31 - Open vraag
Aan de slag
maak de opdrachten van 4.3
Klaar? nakijken!
Slide 32 - Tekstslide
Voorbeelden datering
<---Dinosaurus veren van 100 miljoen j jaar oud
.
.
.
.
.
.
Lichaam van nodosaurus,
110 miljoen jaar oud --->
Slide 33 - Tekstslide
Voorbeelden datering
<--- Man van Tollund (ong. 2300 jr oud)
. Denemarken
.
.
.
.
.
Moeder en baby (ong. 6000 jaar oud)
Nieuwegein --->
Slide 34 - Tekstslide
Hoe weten ze dit?
Ze maken gebruik van de halfwaardetijd van C-14
Slide 35 - Tekstslide
We beginnen bij de zon
Slide 36 - Tekstslide
Straling
Slide 37 - Tekstslide
Stikstof wordt C-14
Halfwaardetijd C-14 = 5730 jaar
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Vraag
Archeologen hebben overblijfselen gevonden ruim zeven tot tien meter onder de grond. Volgens de archeologen hebben sommige botten de karakteristieken van menselijke botten, wat goed mogelijk is gezien het feit dat mensen in het Pleistoceen al leefden in hedendaags Mexico.
De leeftijd van de botten wordt gevonden met behulp van koolstofdatering met behulp van het isotoop C-14.
Uit een chemische analyse blijkt dat in de loop van de jaren 75% van C-14 vervallen is.
Bereken hoe oud de botten zijn?
Slide 42 - Tekstslide
Vraag
Uit een chemische analyse blijkt dat in de loop van de jaren 75% van C-14 vervallen is.
Bereken hoe oud de botten zijn?
75% is vervallen, dus is er nog 25% over
100% 0 jaar
50% 5730 jaar (halfwaardetijd)
25% 11460 jaar
tijd
0 jaar
5730 jr
11460 jr
% C-14
100%
50%
25%
Slide 43 - Tekstslide
Vraag
Uit een chemische analyse blijkt dat in de loop van de jaren 75% van C-14 vervallen is.
Bereken hoe oud de botten zijn?
75% is vervallen, dus is er nog 25% over
100% 0 jaar
50% 5730 jaar (halfwaardetijd)
25% 11460 jaar
75% is vervallen, dus is er nog 25% over
100% 0 jaar
50% 5730 jaar (halfwaardetijd)
25% 11460 jaar
tijd
0 jaar
5730 jr
11460 jr
% C-14
100%
50%
25%
Slide 44 - Tekstslide
Aan de slag
maak de opdrachten van 4.2 en 4.3
Klaar? nakijken!
Slide 45 - Tekstslide
lesdoelen
Ik weet wat een halveringsdikte is en hoe ik hiermee kan rekenen
Ik weet wat een halveringstijd is en hoe ik hiermee kan rekenen.
Ik weet wat activiteit is en welke eenheid hierbij hoort.