Herhaling natuur

Herhaling natuur
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling natuur

Slide 1 - Tekstslide

Biotische & abiotische factoren
Levende factoren
Levenloze factoren

Slide 2 - Tekstslide

Wat is geen biotische factor
A
aantal rijpe bananen in het woud
B
aantal gorilla's in het woud
C
aantal chimpansees in het woud
D
de hoeveelheid regen in het woud.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een biotische factor?
timer
0:30
A
water
B
grasplant
C
zonlicht
D
wind

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een abiotische
factor?
A
Soortgenoten
B
Voedsel
C
Schaduw
D
Ziektes

Slide 5 - Quizvraag

Voedselketen
Begint ALTIJD met een Producent -> Plant.

Daarna komen consumenten. 

Tussen de voedselketens staan altijd een pijltje.
Elke soort is een schakel in de voedselketen.

plant -> planteneter -> vleeseter/alleseter

Slide 6 - Tekstslide

Je ziet hier meerdere voedselketens. In de voedselketen is aangegeven wie door wie opgegeten wordt.
Wie staat er aan het eind van deze voedselketen?
A
algen
B
kikker
C
vis
D
reiger

Slide 7 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een voedselketen.
Alle dieren in deze voedselketen zijn...?
A
consumenten
B
producenten

Slide 8 - Quizvraag

Rupsen van het koolwitje leven van koolbladeren. Na twee weken wordt de rups een pop. In de pop verandert de rups in een koolwitje. Sluipwespen leggen eitjes in de rupsen. De larven die uit de eitjes komen, eten de rupsen op. --> schrijf de voedselketen op

Slide 9 - Open vraag

Planteneters, vleeseters en alleseters

Slide 10 - Tekstslide

Het verteringstelsel van een planteneter is ..... dan die van een vleeseter
A
even lang
B
korter
C
Langer

Slide 11 - Quizvraag

Planteneter, alleseter of vleeseter?
A
Planteneter
B
Alleseter
C
Vleeseter

Slide 12 - Quizvraag

Zijn wormen alleseters,
planteneters of vleeseters?

A
Alleseters
B
B Planteneters
C
Vleeseters

Slide 13 - Quizvraag

Is dier A een planteneter of vleeseter? Heeft die een lang of kort darmkanaal?
A
Planteneter met een kort darmkanaal
B
Planteneter met een lang darmkanaal
C
Vleeseter met een kort darmkanaal
D
Vleeseter met een lang darmkanaal

Slide 14 - Quizvraag

Mutualisme

Slide 15 - Tekstslide

Parasitisme
Parasitisme: symbiose waarbij een individu een voordeel heeft en het ander individu een nadeel heeft.

Parasiet: individu dat een voordeel heeft bij parasitisme. 

Gastheer: individu dat een nadeel heeft bij parasitisme

Slide 16 - Tekstslide

Parasitisme is een vorm van symbiose
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Welke van de volgende voorbeelden is parasitisme?
A
Een teek die bloed zuigt bij een hond.
B
Een clownvis die in een anemoon leeft.
C
Een bij die stuifmeel verzamelt van bloemen.
D
Een vogel die insecten eet van een krokodil.

Slide 18 - Quizvraag

Welke van de onderstaande voorbeelden is een vorm van mutualisme?
A
Een schimmel die leeft in symbiose met een boom.
B
Een honingbij die nectar verzamelt van bloemen.
C
Een lintworm die zich in de darmen van een mens nestelt.
D
Een parasitaire plant die voedingsstoffen haalt uit een boom.

Slide 19 - Quizvraag

Variatie en evolutie
Binnen soorten kan variatie zijn
Samen met het proces natuurlijke selectie zorgt dit voor evolutie

Slide 20 - Tekstslide

Milieu aanpassingen

Slide 21 - Tekstslide

Dat vogels alleen bruine slakken eten en de groene slakken niet. Is een vorm van .......
A
Aanpassing aan milieu
B
Isolatie
C
Natuurlijke selectie
D
Ontstaan van nieuwe soorten

Slide 22 - Quizvraag

Een ijsbeer leeft op de Noordpool. Welke aanpassingen heeft hij aan zijn leefomgeving?

Slide 23 - Open vraag

Is de giraffe een zoolganger, een teenganger of een topganger?
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger

Slide 24 - Quizvraag

Is een egel een topganger of een zoolganger?
A
Zoolganger
B
Topganger

Slide 25 - Quizvraag

Wat is volgens de gegevens van de determineertabel een verschil tussen een raaf en een kraai.
A
De kleur van de oogring
B
De grootte van het lichaam.
C
De kaalheid van de huid bij de snavel.

Slide 26 - Quizvraag

dit is een determineertabel
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag