Will gebruik je om te zeggen dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. Je gebruikt will als je een voorspelling doet zonder dat je daar bewijs voor hebt of invloed op hebt. In het Nederlands gebruik je vaak zal of zullen.
It will probably rain this afternoon.
Slide 4 - Tekstslide
Toekomende tijd met 'will'
Je gebruikt will ook als je op het moment dat je het bedenkt iets belooft, aanbiedt, besluit of aankondigt.
Je loopt naar de koelkast, ziet dat de melk op is en zegt:
"There is no milk, I will buy some later on"
Slide 5 - Tekstslide
Let op!
Je kunt Will not afkorten naar won't
Wil je een vragende zin maken dan zet je will vooraan.
Slide 6 - Tekstslide
static.digischool.nl
Slide 7 - Link
Toekomst met 'going to'.
Going to gebruik je om te zeggen dat je iets van plan bent. Of als je (bijna) zeker weet dat iets gaat gebeuren omdat je er bewijs voor hebt. In het Nederlands gebruik je vaak gaan.
Look at those clouds. It's going to rain.
My aunt is pregnant. She is going to have a baby.
Slide 8 - Tekstslide
https:
Slide 9 - Link
Let op!
Bij going to maak je zinnen vragend door am / are / is vooraan de zin te zetten
Je maakt zinnen ontkennend door 'not' aan het werkwoord toe te voegen
Slide 10 - Tekstslide
https:
Slide 11 - Link
Doelen
Je gebruikt "to be going to" and "will" om over de toekomst te praten
Je snapt welke informatie nodig is om te beslissen of je "to be going to" of "wil"l moet gebruiken.