1 Persoonsvorm & zinsdelen

Lezen in het leesboek
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Lezen in het leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw les
Terugblik vorige les
Doel van deze les
Vooruitblik 
Uitleg
Verwerking
Huiswerk
Afsluiting/reflectie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik vorige les
Wat heb je de voige les geleerd?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

START



- wat weet je nog over de persoonsvorm?


taalverzorging grammatica


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZINSDELEN

persoonsvorm


Eén werkwoord in een zin is de persoonsvorm. 

Aan de persoonsvorm kun je twee dingen zien:
1. Hoeveel personen iets doen: één (enkelvoud) of meer (meervoud)
2. Wanneer iets gebeurt: nu (tegenwoordige tijd) of al eerder (verleden tijd)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZINSDELEN

persoonsvorm


1. Hoeveel personen iets doen: één (enkelvoud) of meer (meervoud)
– Sven stapt in de bus.
 – De drie jongens stappen in de bus.

2. Wanneer iets gebeurt: nu (tegenwoordige tijd) of al eerder (verleden tijd)
 – De hond loopt aan de lijn.
 – De hond liep gisteren aan de lijn.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OPDRACHT
Maak enkelvoud of meervoud van de persoonsvorm.

Bijvoorbeeld:
In Dubai staat een waanzinnig hotel.

In Dubai staan waanzinnige hotels.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak enkelvoud of meervoud van de persoonsvorm.

De lobby's lijken op een sprookjesboek.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak enkelvoud of meervoud van de persoonsvorm.

Een gast betaalt $400 per nacht.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak enkelvoud of meervoud van de persoonsvorm.

Toeristen vinden dat vaak te duur.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak enkelvoud of meervoud van de persoonsvorm.

Een trucje is: neem alleen een drankje.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat de zin?

In Engeland werd een reclame verboden voor een middel tegen puistjes.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat de zin?

Je zag de foto's van voor en na de behandeling.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat de zin?

Die foto's zijn niet eerlijk, zegt de reclamecommissie.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat de zin?

Je ziet eerst een meisje met een vette huid zonder make-up.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat de zin?

En op de volgende foto draagt het meisje wel make-up.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zinsdelen?
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • De woorden in een zinsdeel kunnen niet uit elkaar gehaald worden.
  • Zinsdelen hebben een betekenis (een functie) binnen een zin.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen
Uit welke zinsdelen bestaan deze zinnen?
Geef antwoord in de app.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin heeft uit de meeste zinsdelen?
A
Bo kan hard slaan
B
De zus van Bo slaat nog veel harder

Slide 19 - Quizvraag

Vraag leerlingen om uitleg, waarom hebben ze voor A of B gekozen?
Het is een 'instinker' en ik verwacht dat er leerlingen zijn die dat wel inzien.

Zeggen: let goed op, want dan snap je aan het eind van de les waarom de korte zin meer zinsdelen heeft dan de lange zin én kun je van beide zinnen vertellen uit hoeveel zinsdelen het bestaat.
De baby slaapt zacht

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de middag probeerde hij te leren

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De harige spin weefde het mooiste web

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Weet je nog?
Bo  kan  hard  slaan

De zus van Bo slaat nog veel harder

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je nog?
Bo | kan | hard | slaan

De zus van Bo slaat nog veel harder

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je nog?
Bo | kan | hard | slaan

De zus van Bo | slaat | nog veel harder

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandige verwerking
Opdracht 1 t/m 4
Van alle opdrachten de eerste 4 zinnen
Dit is ook het huiswerk voor de volgende les.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

START


- je weet wat de persoonsvorm is

- je weet hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen

taalverzorging

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TIP & TOP

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies