Toets lezen en schrijven 2ha

Toets lezen en schrijven 2ha
Leerbladen 1, 2, 3 en 4

Maak aantekeningen bij deze les!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Toets lezen en schrijven 2ha
Leerbladen 1, 2, 3 en 4

Maak aantekeningen bij deze les!

Slide 1 - Tekstslide

Welke leesmanieren kun je opnoemen?

Slide 2 - Open vraag

leesmanieren
- ontspannend lezen
- kritisch lezen
- zoekend lezen
- scannend lezen
- grondig lezen

Slide 3 - Tekstslide

Je leest een tekst omdat je daar de volgende dag een proefwerk over krijgt.
A
kritisch lezen
B
scannend lezen
C
grondig lezen
D
zoekend lezen

Slide 4 - Quizvraag

Je zoekt in de tekst op wie de tekst geschreven heeft omdat je wil weten of de tekst betrouwbaar is.
A
kritisch lezen
B
scannend lezen
C
grondig lezen
D
zoekend lezen

Slide 5 - Quizvraag

Je vertrouwt niet helemaal wat je leest, en je wil weten of het klopt wat je leest.
A
kritisch lezen
B
scannend lezen
C
grondig lezen
D
zoekend lezen

Slide 6 - Quizvraag

Je moet kiezen uit twee teksten en je hebt vijf minuten om de geschikte tekst te vinden.
A
kritisch lezen
B
scannend lezen
C
grondig lezen
D
zoekend lezen

Slide 7 - Quizvraag

leesstrategieën
Een strategie is hoe je iets aanpakt. Leesstrategieën helpen je bij het lezen van een tekst. Je leesstrategie hangt af van je doel.
Als je alleen maar informatie zoekt (zoekend lezen), pak je het lezen anders aan dan wanneer je echt wilt begrijpen en onthouden wat er in de tekst staat (grondig lezen).

Slide 8 - Tekstslide

leesstrategieën
Voor het lezen
1. Voorspellen
Tijdens het lezen
2. Ophelderen
3. Vragen stellen
Na het lezen
4. Samenvatten
5. Terugkijken


Slide 9 - Tekstslide

woordraadstrategieën
Als je een woord niet begrijpt, kun je:

kijken of de betekenis van het woord in de tekst zelf staat.
goed naar het woord kijken: ken je een woord dat erop lijkt, of ken je een deel van het woord?
vragen of iemand de betekenis weet, of de betekenis opzoeken in een woordenboek.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat betekent het woord: verifiëren?

Slide 12 - Open vraag

tekstsoort en tekstdoel
Er zijn vijf tekstdoelen. Bij elk tekstdoel hoort een tekstsoort.

Informeren: de schrijver geeft informatie in een informatieve tekst.
Instructies geven: de schrijver legt stap voor stap hoe je iets doet in een instructie.
Overtuigen: de schrijver wil de lezer overtuigen van zijn mening in een overtuigende tekst.
Activeren: de schrijver wil dat de lezer iets doet of juist niet doet in een activerende tekst.
Amuseren of ontroeren: de schrijver wil bij de lezer emoties oproepen in een amuserende of emotieve tekst.

Slide 13 - Tekstslide

Welk tekstdoel?

Een tekst uit een schoolboek
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
instructie geven

Slide 14 - Quizvraag

Welk tekstdoel?

Een gebruiksaanwijzing voor een game.
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
instructie geven

Slide 15 - Quizvraag

Welk tekstdoel?

Een ingezonden brief met een mening
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
instructie geven

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht 1
Iedereen krijg een tekst. Onderstreep de signaal woorden in de tekst en schrijf erbij om welk verband het gaat.


Slide 17 - Tekstslide

morgen?
Door met het voorbereiden voor de toets.

Huiswerk: leer de signaalwoorden en verbanden in de toolbox

Slide 18 - Tekstslide