H3 Grammatica: kww, zww en hww

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

WELKOM 

bij Nederlands 

Planning vandaag

• Periode C
• Herhalen grammatica
• H3 grammatica: kww, hww en zww

Periode C

Grammatica 

toets: do 13 maart

Zakelijk schrijven

inleveren: vr 11 april

Koppelwerkwoorden

• Komen voor in zinnen met een naamwoordelijk gezegde. 
• Bij koppelwerkwoorden gaat het er dus altijd om dat het onderwerp iets ís (bij een werkwoordelijk gezegd doet het onderwerp iets). 

Mijn moeder is gezakt voor haar rijbewijs. 

is = kww, gezakt = hww 

Leer deze koppelwerkwoorden uit je hoofd! 

• zijn
• worden
• blijven 
• blijken
• lijken
• schijnen
• heten 
• dunken
• voorkomen

Noem alle koppelwerkwoorden (het zijn er negen).

Wat is GEEN koppelwerkwoord?

1. heten
2. lijken
3. worden
4. mogen

Wat is GEEN koppelwerkwoord?

1. lijken
2. lopen
3. dunken
4. schijnen

Kan 'is' een koppelwerkwoord zijn?

1. Ja
2. Nee

Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde?

• Bij een naamwoordelijk gezegde gaat het er dus altijd om dat het onderwerp iets ís (bij een werkwoordelijk gezegd doet het onderwerp iets). 

koppelwerkwoord/zelfstandig werkwoord/hulpwerkwoord

Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord (zww). 

Als er meer werkwoorden zijn, staat het zelfstandig werkwoord meestal achter in de zin. 

De andere werkwoorden (ook de persoonsvorm) zijn dan hulpwerkwoord (hww):

• In de vakantie bezoekt (zww) Veerle graag een museum.
  
• In de vakantie wil (hww) Veerle graag een museum bezoeken (zww).

Een zww is....

1. een ww dat helpt om een gezegde te maken.
2. een ww dat iets aan het ow koppelt.
3. het belangrijkste ww in de zin.

Hij liep over het strand.
zww?

1. liep
2. strand

Hij is van zijn stoel gevallen.
zww?

1. is
2. gevallen

Hij heeft snoep uitgedeeld.
zww?

1. heeft
2. uitgedeeld

Ik ben gisteren op een verjaardag geweest.
zww?

1. ben
2. geweest

Vandaag

Leren: het verschil tussen koppelwerkwoord, zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord.

Maken: H3 Grammatica: kww, zww of hww.   

Daarna: je taken verder afmaken. 

Opdrachten niet af? Zet ze in je daltonplanagenda!

Opdrachten niet af? Zet ze in je daltonplanagenda: bij donderdag.