hv2p 13/12

Welkom hv2p!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen.

Wat heb je nodig? 
  • lesboek
  • pen of potlood
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom hv2p!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen.

Wat heb je nodig? 
  • lesboek
  • pen of potlood

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
Zorgen dat je alle theorie kent voor het so morgen:
  • we herhalen de theorie over het zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en koppelwerkwoord

Daarna mag je aan de slag met een opdracht. 

Slide 2 - Tekstslide

Even herhalen..
Een zelfstandig werkwoord zegt wat iets of iemand doet. 
Het heeft een duidelijke betekenis.
Bij het tankstation heeft de chauffeur een krant gekocht.

  • De persoonsvorm heeft is een hulpwerkwoord (hww).
    Hulpwerkwoorden komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord.
    Ze ‘helpen’ om het gezegde te maken:
    hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen.

Slide 3 - Tekstslide


Zo herken je het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord

Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord (= pv) staat, is dat ene werkwoord een zelfstandig werkwoord:
Vanavond eten (zww) we pizza met zalm.
Als er meer werkwoorden in zo’n zin staan, staat ergens achter in de zin één zelfstandig werkwoord. 
Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoorden:
Vanavond kunnen (hww) we pizza met zalm eten (zww).
Vanavond zouden (hww) we pizza met zalm kunnen (hww) eten (zww).




Slide 4 - Tekstslide

Tot zover het werkwoordelijk gezegde..
Een zin heeft altijd een werkwoordelijk gezegde óf naamwoordelijk gezegde.
Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd één koppelwerkwoord:
een vorm van zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen.

AIs het naamwoordelijk gezegde maar één werkwoord bevat, dan is dat dus een koppelwerkwoord
Als er meer werkwoorden in de zin staan, zijn de overige werkwoorden allemaal hulpwerkwoord. Het koppelwerkwoord staat dan vaak achter in de zin.

Slide 5 - Tekstslide

Van dit mooie weer worden (kww) we vanzelf [vrolijk].
Van dit mooie weer zijn (hww) we vanzelf [vrolijk] geworden (kww).

Slide 6 - Tekstslide

Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord (zww). 
Als er meer werkwoorden zijn, staat het zelfstandig werkwoord meestal achter in de zin. De andere werkwoorden (ook de persoonsvorm) zijn dan hulpwerkwoord (hww):

– In de vakantie bezoekt (zww) Veerle graag een museum.
– In de vakantie wil (hww) Veerle graag een museum bezoeken (zww).
– In de vakantie zou (hww) Veerle graag een museum willen (hww) bezoeken (zww).

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan wwg/nwg
(hww-zww-kww)
Stap 1: haal alle werkwoorden uit de zin.
Stap 2: kijk wat het belangrijkste werkwoord is.
Stap 3: is dat werkwoord 1 van de 9 koppelwerkwoorden?
JA?-CHECK -> koppelt het kww een eigenschap aan het onderwerp? Dan heb je een nwg (en is je belangrijkste werkwoord een kww.)
NEE?-CHECK ->  voert het onderwerp de handeling uit? Dan heb je een wwg 
(en is je belangrijkste werkwoord een zww.)
De overige werkwoorden zijn dan hww.

Slide 8 - Tekstslide



Menu 1
Wat? Je maakt de oefentoets
Hoe? Op papier
Hulp? Mag met boek, of niet natuurlijk.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Je weet nu wat er goed gaat voor de toets en wat je nog beter moet leren. 
Klaar? Haal een nakijkformulier. 


Menu 2
Wat? Je maakt de spiekbrief
Hoe? Op een Chromebook
Hulp? Je boek
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Je kunt 'm morgen meenemen naar het so. 
Klaar? Ga leren voor het so. 
Aan de slag!
timer
20:00

Slide 9 - Tekstslide

Dus..
Als het goed beheers je nu alle theorie over het so voor morgen.
In Teams staat een bestand wat je kunt gebruiken.

Je maakt een spiekbrief en neemt 'm mee naar de les. 

Slide 10 - Tekstslide