In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 8
Paragraaf 4
Slide 1 - Tekstslide
Wat moet je kennen/ kunnen?
Ik moet weten wat welvaart is en kunnen vergelijken hoe de welvaart verdeeld is tussen landen?
Ik moet weten wat een vicieuze cirkel is?
Ik moet weten welke soorten hulp er zijn door NL voor ontwikkelingslanden en voorbeelden kunnen noemen.
Slide 2 - Tekstslide
Welvaart
Welvaart geeft aan hoeveel behoeften iemand kan bevredigen.
Hoe meer behoeften je kunt bevredigen hoe hoger je welvaart
Normaal gesproken dus hoe meer geld en tijd (=middelen) iemand heeft hoe hoger de welvaart.
Slide 3 - Tekstslide
Welvaart
Om de welvaart van een land te meten gebruik je:
Nationaal inkomen per hoofd v/d bevolking
Slide 4 - Tekstslide
Welvaart
Het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking geeft niet helemaal een goed beeld, omdat je ook moet kijken naar:
de verdeling van het inkomen over de bevolking
de hoogte van de prijzen (NL = hoger dan Nigeria)
de omvang van de informele productie, zoals zelfvoorziening.
De aanwezigheid en kwaliteit van collectieve voorzieningen, zoals onderwijs en gezondheidszorg.
Slide 5 - Tekstslide
nationaal inkomen per hoofd van de bevolking:
A
gemiddeld inkomen per persoon
B
gemiddeld jaarinkomen per persoon
C
gemiddeld jaarinkomen per persoon in een land
Slide 6 - Quizvraag
Hoe bereken je het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking?
A
totale jaarinkomen van een land / BBP
B
totale jaarinkomen van een land / het gemiddelde inkomen
C
totale jaarinkomen van een land /
het aantal inwoners
D
Totale jaarinkomen van een land : het gemiddelde inkomen.
Slide 7 - Quizvraag
Vicieuze cirkel (opg. 37)
1. laag inkomen
weinig investeren in landbouwmachines
3
weinig sparen
2
lage productieopbrengst
4
* weinig investeren in landbouwmachines
* lage productieopbrengst
* weinig sparen
Slide 8 - Tekstslide
Ontwikkelingshulp
= Hulp van rijke landen aan arme landen om de welvaart in deze landen te bevorderen.
Dit gebeurt op 3 manieren:
Noodhulp
Structurele hulp
Gebonden hulp
Slide 9 - Tekstslide
Noodhulp
Noodhulp Is hulp gericht op de korte termijn, zodat
mensen hun basisbehoeften kunnen bevredigen.
Vaak n.a.v. oorlogen, natuurrampen.
Eten, drinken, medicijnen, tenten en kleding
Slide 10 - Tekstslide
Structurele hulp
Structurele hulp= hulp om de oorzaken van armoede te bestrijden.
Scholing, gezondheidszorg, infrastructuur, werk
Slide 11 - Tekstslide
Gebonden hulp
Gebonden hulp = Hulp waaraan voorwaarden zijn verbonden
bijvoorbeeld dat het in Nederland moet worden aangeschaft bij een bedrijf.
Slide 12 - Tekstslide
Cambodja is getroffen door een zware aardbeving en krijgt hulp uit Nederland. Met het geld dat Cambodja van Nederland heeft gekregen, moet in Nederland worden besteed voor nieuwe goederen/diensten. Om welke vorm van ontwikkelingshulp gaat het hierom?
A
Noodhulp
B
gebonden hulp
C
ongebonden hulp
D
structurele hulp
Slide 13 - Quizvraag
Wat moet je kennen/ kunnen?
Ik moet weten wat welvaart is en kunnen vergelijken hoe de welvaart verdeeld is tussen landen?
Ik moet weten wat een vicieuze cirkel is?
Ik moet weten welke soorten hulp er zijn door NL voor ontwikkelingslanden en voorbeelden kunnen noemen.