werkwoorden -er

onderwerp van de zin
1e
2e
3e

over jezelf
tegen iemand
over iemand
je
tu
il/elle/on/ 
nous
vous
ils/elles
Pierre?  1e, 2e, 3e?

Anne et Marianne?
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

onderwerp van de zin
1e
2e
3e

over jezelf
tegen iemand
over iemand
je
tu
il/elle/on/ 
nous
vous
ils/elles
Pierre?  1e, 2e, 3e?

Anne et Marianne?

Slide 1 - Tekstslide

onderwerp van de zin
1e
2e
3e

over jezelf
tegen iemand
over iemand
je
tu
il/elle/on/ 
nous
vous
ils/elles

Slide 2 - Tekstslide

werkwoorden op -er
1e
2e
3e

je
tu
il/elle/on/ 
nous
vous
ils/elles
parle
parles
parle
parlons
parlez
parlent
1e
2e
3e
parler = spreken

Slide 3 - Tekstslide

Tu _______ à la maison? (rentrer, présent)

Slide 4 - Open vraag

Nous _____ regarder la télé!
A
aime
B
aimes
C
aimez
D
aimons

Slide 5 - Quizvraag

Pierre et Luc _____ à leurs devoirs.
A
travaille
B
travaillons
C
travaillez
D
travaillent

Slide 6 - Quizvraag

Tu _____ danser? (gebruik: adorer)

Slide 7 - Open vraag

Tu _____ avec lui? (zou dansen)

Slide 8 - Open vraag

Certes, je ____ avec lui ce soir! (zal dansen)

Slide 9 - Open vraag

Autrefois, nous ______ souvent dans ma chambre. (dansten)

Slide 10 - Open vraag