22. Je kan uitleggen waarom de beurskrach van 1929 Hitler hielp om zijn politieke doelen te behalen. (T2, I)
23. Je kan uitleggen op welke manier Hitler propaganda en massa-organisaties gebruikte om aan de macht te komen (T1)
24. Je kan de ideologische standpunten van het fascisme, het nationaalsocialisme en het communisme van elkaar onderscheiden en herkennen in schriftelijk- en beeldbronnen, waaronder propaganda-elementen. (T2 – I)
25. Je kan het verband uitleggen tussen de Rijksdagbrand en de Machtigingswet. (T1)