2.2 opdracht 28/38

• Wiskunde
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

	Vak: Wiskunde Hoofdstuk: LJ1 - 2.2
1.	Lesopening
2.	Terugblik
3.	Lesdoel
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je spullen van wiskunde voor je: 

boek, schrift en werkboek en open je boek op blz 69. 

Huiswerkcontrole

2. Terugblik

Paragraaf 2.1 - Getallen

27,05
Wat is de waarde van 2?

1. 20
2. 2
3. 200
4. 0,2

Schrijf 14 miljoen in cijfers

Schrijf 4 150 000 met het woord miljoen

Is 144 een veelvoud van 12?

1. Ja
2. Nee

3. Lesdoel

Aan het eind van deze les:

- weet je hoe je decimale getallen moet afronden

- weet je hoe je moet afronden op ronde getallen

Afronden op decimale getallen

Regels voor afronden: 

Bij decimale getallen kijk je naar het éérste decimaal dat je weglaat

- Is het decimaal een 5 of hoger? Dan wordt het cijfer ervoor 1 hoger. Dit noem je afronden naar boven. 

- Is het decimaal een 4 of lager, dan verandert het cijfer ervoor niet. Dat noem je afronden naar beneden. 

Afronden naar boven

10,79864

Dit zijn heel veel decimalen. Ik wil deze afronden op twee decimalen. 

Ik ga kijken naar het derde getal: 

10,79864

Bij een 5 of hoger wordt het getal naar boven afgerond. Er komt dan +1 bij 9. Dit wordt 10. Het tweede decimaal wordt een 0 en het decimaal ervoor wordt één hoger. Het getal wordt dan dus: 10,80

Rond af naar boven op twee decimalen:
1,426

Afronden naar beneden

2,332

Dit zijn heel veel decimalen. Ik wil deze afronden op twee decimalen. 

Ik ga kijken naar het derde getal: 

3,332

Bij een 4 of lager wordt het getal naar beneden afgerond. Het getal ervoor verandert dan niet. Het getal wordt dan: 3,33

Rond af naar beneden op één decimaal:
4,7368

Afronden met ronde getallen

Afronden bij ronde getallen, werkt hetzelfde als bij decimalen. 

Voorbeeld: 

Rond 567 af op honderdtallen. 

567 ligt tussen de 500 en 600. Het ligt het dichtste bij 600. 

567 rond ik dus af naar boven        600

6. Zelfstandig werken

Je maakt zelfstandig paragraaf 2.2 opdracht 28 t/m 38.

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na. 

Daarna pak je een wiskundespel uit de kast. 

7. Evaluatie

Hoe ging de les?

Zijn er nog opdrachten waar je moeite mee hebt?

Huiswerk:                                         

woensdag 13 oktober, 28 t/m 38 op blz. 69 t/m 72