LJ1 2.2 Afronden / LJ2 2.2 Oplossen met inklemmen deel 1
Vak: Wiskunde
Hoofdstuk: LJ1 - 2.2 LJ2 2.2 deel 1
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Vak: Wiskunde
Hoofdstuk: LJ1 - 2.2 LJ2 2.2 deel 1
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
Slide 1 - Tekstslide
1. Lesopening
LJ1: Pak je spullen van wiskunde voor je: boek, schrift en werkboek en open je boek op blz 69.
LJ2: Open je boek op bladzijde 66. Maak alvast een start met de opdrachten 14 t/m 22.
Huiswerkcontrole
Slide 2 - Tekstslide
2. Terugblik
Paragraaf 2.1 - Getallen
Slide 3 - Tekstslide
27,05 Wat is de waarde van 2?
A
20
B
2
C
200
D
0,2
Slide 4 - Quizvraag
Schrijf 14 miljoen in cijfers
Slide 5 - Open vraag
Schrijf 4 150 000 met het woord miljoen
Slide 6 - Open vraag
Is 144 een veelvoud van 12?
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quizvraag
3. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- weet je hoe je decimale getallen moet afronden
- weet je hoe je moet afronden op ronde getallen
Slide 8 - Tekstslide
Afronden op decimale getallen
Regels voor afronden:
Bij decimale getallen kijk je naar het éérste decimaal dat je weglaat
- Is het decimaal een 5 of hoger? Dan wordt het cijfer ervoor 1 hoger. Dit noem je afronden naar boven.
- Is het decimaal een 4 of lager, dan verandert het cijfer ervoor niet. Dat noem je afronden naar beneden.
Slide 9 - Tekstslide
Afronden naar boven
10,79864
Dit zijn heel veel decimalen. Ik wil deze afronden op twee decimalen.
Ik ga kijken naar het derde getal:
10,79864
Bij een 5 of hoger wordt het getal naar boven afgerond. Er komt dan +1 bij 9. Dit wordt 10. Het tweede decimaal wordt een 0 en het decimaal ervoor wordt één hoger. Het getal wordt dan dus: 10,80
Slide 10 - Tekstslide
Rond af naar boven op twee decimalen: 1,426
Slide 11 - Open vraag
Afronden naar beneden
2,332
Dit zijn heel veel decimalen. Ik wil deze afronden op twee decimalen.
Ik ga kijken naar het derde getal:
3,332
Bij een 4 of lager wordt het getal naar beneden afgerond. Het getal ervoor verandert dan niet. Het getal wordt dan: 3,33
Slide 12 - Tekstslide
Rond af naar beneden op één decimaal: 4,7368
Slide 13 - Open vraag
Afronden met ronde getallen
Afronden bij ronde getallen, werkt hetzelfde als bij decimalen.
Voorbeeld:
Rond 567 af op honderdtallen.
567 ligt tussen de 500 en 600. Het ligt het dichtste bij 600.
567 rond ik dus af naar boven 600
Slide 14 - Tekstslide
6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig paragraaf 2.2 opdracht 28 t/m 37 blz 69 t/m 72.
Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna pak je een wiskundespel uit de kast.
timer
12:00
Slide 15 - Tekstslide
1. Lesopening LJ2
Pak je boek van wiskunde, je schrift en je werkboek.
Open je boek op blz 66.
Huiswerkcontrole.
Slide 16 - Tekstslide
2. Terugblik LJ2
Slide 17 - Tekstslide
Wat is een snijpunt?
A
Het punt waar de grafiek de x-as snijdt
B
Het punt waar de grafiek de y-as snijdt
C
Het punt waar de grafiek door de oorsprong gaat (0,0)
D
Het punt waar twee grafieken elkaar snijden
Slide 18 - Quizvraag
Twee formules: A hoogte = 7,75 + 1,4 × tijd B hoogte = 2,5 × tijd Welke grafiek loopt het steilst?
A
Formule A
B
Formule B
C
Beide even stijl
D
Geen idee
Slide 19 - Quizvraag
Wat betekent het snijpunt van deze twee grafieken?
A
Na 2 uur branden zijn de kaarsen beide 20 cm
B
De kaarsen zijn bij 10 cm even duur
C
De kaarsen zijn na 3 uur branden op
D
Na 3 uur branden zijn de kaarsen beide 10 cm
Slide 20 - Quizvraag
3. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- Weet je wat een vergelijking is.
- Kun je oplossen met inklemmen.
Slide 21 - Tekstslide
Vergelijkingen
Overal waar een =-teken tussen staat is een vergelijking. Bijvoorbeeld:
3a=1,50
3 appels = 1,50 euro Hoeveel kost 1 appel?
Slide 22 - Tekstslide
Vergelijkingen oplossen met Inklemmen
Aan het eind van de les begrijp je hoe je een vergelijking moet oplossen door inklemmen.
Slide 23 - Tekstslide
5. Begeleid inoefenen
Maak samen de voorbeeldopgave op blz. 68 in je boek.
Slide 24 - Tekstslide
6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 14 t/m 22 op blz. 66/67