In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Les 2 Verwijswoorden
Woensdag 15 juni
Slide 1 - Tekstslide
Deze les.....
Opfrissen lesinhoud van vorige week
Toepassen van opgedane kennis
Toepassen opgedane kennis op tempo (Kahoot)
Opdracht om vandaag mee aan de slag te gaan.
Slide 2 - Tekstslide
Met welke verwijswoorden wijs je naar de-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit
Slide 3 - Quizvraag
Met welke verwijswoorden wijs je naar het-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit
Slide 4 - Quizvraag
Kies de juiste verwijswoorden.
Neemt u/uw de bus naar Berlijn of u/uw privévliegtuig?
A
u - u
B
uw - uw
C
u - uw
D
uw - u
Slide 5 - Quizvraag
Kies de juiste verwijswoorden.
Als ik jouw/jou versla met boksen, heb ik net zo vaak gewonnen als jou/jij.
A
jouw - jou
B
jouw - jij
C
jou - jou
D
jou - jij
Slide 6 - Quizvraag
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader,
maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 7 - Sleepvraag
Kies de juiste verwijswoorden.
De Chinees met wie / waarmee ik een kroket at, kende deze / dit snack niet.
A
met wie - deze
B
met wie - dit
C
waarmee - deze
D
waarmee - dit
Slide 8 - Quizvraag
Verbeter de onjuiste verwijswoorden. Noteer het onjuiste verwijswoord en daarachter het juiste verwijswoord.
De artsen stelden de operatie uit, want hun vonden die te gevaarlijk. onjuist verwijswoord: ___________________ juist verwijswoord: ___________________
Slide 9 - Open vraag
Vul het goede verwijswoord dat op de puntjes moet komen te staan in in het antwoordvlak. Plaats na elk verwijswoord een komma.
Mijn moeder heeft een glas laten vallen. (Die /Dat).........brak in honderden stukjes. ........ vader baalde van de rommel. .......vond dat ........ moeder het zelf moest opruimen.
Vul de verwijswoorden in!
verwijswoorden
verwijswoorden
Slide 10 - Open vraag
Schrijf de 5 verwijswoorden op
Slide 11 - Open vraag
Verbeter de onjuiste verwijswoorden. Noteer het onjuiste verwijswoord en daarachter het juiste verwijswoord.
Dit broodje is lekker, maar die van jou lijkt me ook heerlijk. onjuist verwijswoord:___________________ juist verwijswoord: ____________________
Slide 12 - Open vraag
Nu oefenen op tempo!
Slide 13 - Tekstslide
play.kahoot.it
Slide 14 - Link
Opdracht
Maak de online oefeningen en knip en plak je uitslag op de volgende pagina.