begrijpend lezen recept

We gaan vandaag een lekkere tekst lezen......
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

We gaan vandaag een lekkere tekst lezen......

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je dat de tekst
over gaat?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Welke woorden uit de tekst vind je moeilijk?

Slide 5 - Woordweb

Wat is dit voor een soort tekst
A
informatief
B
fictief
C
recept
D
gedicht

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel tijd kost het om de pizza's te maken?
A
15 minuten
B
25 minuten
C
10 minuten

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent flinke in regel 5
A
stoere
B
blinkende
C
grote
D
verse

Slide 8 - Quizvraag

Waarom staat er bij topping 'bijvoorbeeld' ?

Slide 9 - Open vraag

Zoek in de tekst naar 8 zelfstandige naamwoorden met een lidwoord.

Slide 10 - Woordweb

Welke zin komt eerst?
A
Snijd de courgette in plakken.
B
Beleg vervolgens de pizza.
C
Verwarm de oven op 200 graden
D
Besmeer de plakken met een laagje tomatensaus.

Slide 11 - Quizvraag

Welke zinnen zijn niet waar
A
Een van de ingrediënten is 1 flinke courgette
B
Voor de topping gebruik je een bakplaat met bakpapier
C
De oven moet voorverwarmd op 220 graden
D
De bereiding kost 15 minuten

Slide 12 - Quizvraag

Zou jij de pizza zelf willen maken?

Slide 13 - Open vraag

Wat is een ander woord voor geheel?
(regel 22)
A
een gedeelte
B
helemaal

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een courgette?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

Afkortingen in recepten
In je recept staat niet alleen WAT je allemaal nodig hebt, maar ook HOEVEEL. Dit wordt op verschillende manieren aangegeven. 
Bij vloeibare producten zoals water staat dit meestal in milliliters.  
Maar ook wel eens in liters of deciliters. Wanneer je een vloeibaar product nodig hebt meet je dit af met een maatbeker of maatcilinder.  
Bij vaste producten zoals bloem of boter wordt de hoeveelheid meestal aangegeven in grammen.  
Soms ook wel in kilo’s. Wanneer je een vast product nodig hebt weeg je dit af op de keukenweegschaal of de precisieweegschaal.

Slide 16 - Tekstslide

ml
dl
L
gr
kg
½
el
tl
ºC
Kilogram
deciliter  



eetlepel 
  
 




liter  
  
 




halve
graden celcius
theelepel
gram
mililiter

Slide 17 - Sleepvraag

Instructies kooklessen

Slide 18 - Tekstslide

Voor het koken !!

Was

altijd

eerst

je

handen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

0

Slide 21 - Video

Wat kan je gieten?

Slide 22 - Open vraag

Wat kun je snijden?

Slide 23 - Open vraag

Wat kan je vullen?

Slide 24 - Open vraag

Wat kan je doen et een ei?

Slide 25 - Open vraag

Wat kan je doen met een deksel?

Slide 26 - Open vraag

Wat kan je doen met een fles?

Slide 27 - Open vraag