4h Thema 4 Bs 1 Indeling van de levende natuur

Vandaag
  • je kunt het ordeninsgsysteem van organismen gebruiken en toepassen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • je kunt het ordeninsgsysteem van organismen gebruiken en toepassen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Ordenen
1,5 miljoen organismen beschreven

Onbekenden soorten: 10-100 miljoen?


-->Om het overzicht te bewaren heb je een goed ordeningssysteem nodig!

Slide 3 - Tekstslide

Ordening
Gebaseerd op moleculaire eigenschappen en uiterlijke kenmerken.

Moleculaire eigenschappen zijn doorslaggevend (bouw van ribosomen, eiwitten, membranen en het erfelijk materiaal)

Slide 4 - Tekstslide

Ordening
Drie domeinen: bacteriën, archaea en eukaryoten

Op basis van vergelijking van bouw van ribosomen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Maken opdracht 1 en 2
Op papier

Slide 7 - Tekstslide

Welke vragen over de evolutie zou jij graag beantwoord zien?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Zeeslak
  • neemt bladgroenkorrels van algen op
  • fotosynthese
  • blijven hele leven in zeeslak
Plant of dier?

Slide 10 - Tekstslide

Anorganische stoffen
Anorganische stoffen
Afkomstig uit levenloze natuur
Bijvoorbeeld: water, zuurstof,
koolstofdioxide, ijzer en zouten

Slide 11 - Tekstslide

Organische stoffen
  • Bevatten altijd C (koolstof),  H (waterstof) en O (zuurdtof) atomen 
  • Komen voor in organismes / zijn afkomstig van organismes 
  • zijn meestal grote en ingewikkelde moleculen 

Slide 12 - Tekstslide

organische stof
  • een producent is altijd een autotroof organisme
  • producenten (planten) maken van anorganische stof organische stof door fotosynthese

Slide 13 - Tekstslide

organisch en anorganisch
Anorganische stoffen 
  • klein en eenvoudig gebouwd
  • bestaan maar uit een paar atoomsoorten
  • belangrijkste voorbeelden: O2, CO2, H2O, NO3-, N2 etc

Organische stoffen 
  • ingewikkelder van bouw
  • bestaan ten miste uit C, H en O atomen (vaak N en/of P en soms S en andere soorten)
  • zijn door organismen geproduceerd 
  • belangrijkse voorbeelden: glucose, zetmeel, aminozuren, eiwitten, DNA/RNA, chlorofyl

Slide 14 - Tekstslide

organisch en anorganisch

Slide 15 - Tekstslide

Heterotroof en autotroof 

Slide 16 - Tekstslide

Autotroof





Planten zijn foto-autotroof: zij maken zelf organische stoffen (autotroof) met behulp van zonlicht (foto)
Anorganisch --> organisch

Slide 17 - Tekstslide

Autotrofe bacterieën
Gebruiken licht of stoffen als energiebron bij assimilatie

  • Foto-autotroof: licht als energiebron
  • Chemo-autotroof: Stof als energiebron

Slide 18 - Tekstslide

de definitie voor autotroof is
A
zelfvoedend
B
kan uit organische stoffen organische stoffen maken
C
kan uit anorganische stoffen organische stoffen maken
D
anders voedend

Slide 19 - Quizvraag

Leven ingedeeld in 3 domeinen

Bacteriën

Archaea

Eukaryoten

Slide 20 - Tekstslide

 prokaryoot en eukaryoot
prokaryoot
  • Organismen zonder een echte celkern in de cellen
  • Altijd eencellig
  • Domeinen: bacteriën en archaea
eurkaryoot
  • Organismen met echte celkernen in de cellen
  • Vaak meercellig maar kunnen ook eencellig zijn
  • Domein: eukyaroten (rijken: protozoa, chromista, schimmels, planten en dieren)

Slide 21 - Tekstslide

0

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Waaraan kan je cellen van een bacterie herkennen?
A
Die hebben geen celwand.
B
Die hebben geen celkern.
C
Die hebben geen celmembraan.
D
Die hebben geen cytoplasma.

Slide 25 - Quizvraag

Vier indelingscriteria zijn: celtype, celwand, het aantal cellen en de voedingswijze.
Leg met een voorbeeld uit dat op grond van deze vier criteria niet altijd is vast te stellen tot welk domein of tot welk rijk een organisme behoort

Slide 26 - Open vraag

Leg met een voorbeeld uit dat deze vier criteria in veel gevallen wel geschikt zijn om organismen in te delen.

Slide 27 - Open vraag

Organismen kun je indelen in steeds kleineren groepen
  • Een domein (bv eukaryoten ) wordt ingedeeld in rijken 
  • Een rijk wordt ingedeeld in stammen 
  • Een stam wordt ingedeeld in klassen 
  • Een klasse wordt ingedeeld in ordes
  • Een orde wordt ingedeeld in families 
  • Een familie wordt ingedeeld in geslachten 
  • Een geslacht wordt ingedeeld in soorten 

Organismen kun je indelen in steeds kleineren groepen

Slide 28 - Tekstslide

STEEDS KLEINER
Je kunt een Rijk (bijv. het rijk van de dieren), onder verdelen in de niveaus:  
Rijken = Dieren
Stam = Gewervelden
Klasse = Zoogdieren
Orde = Roofdieren
Familie = Katachtigen
Geslacht = Panters
Soort = Tijgers





Slide 29 - Tekstslide

Binaire naamgeving

Soorten krijgen een wetenschappelijke naam: de binaire naamgeving.
  • Geslachtsnaam en soortaanduiding
  • Geslachtsnaam is voorop, met grote letter
  • Soortaanduiding is achterop, met kleine letter.
Bijvoorbeeld: Ursus arctos (bruine beer)

Slide 30 - Tekstslide

Binaire naamgeving
Geslachtsnaam + soortsaanduiding (+ ontdekker)

2 soorten madeliefjes:
Bellis perennis L.
Bellis azorica L.

uit hetzelfde geslacht
uit de familie van de composieten
Carolus Linnaeus

Slide 31 - Tekstslide

welke mezen zijn het meest aan elkaar verwant? 

Slide 32 - Tekstslide

Ondersoorten
Engels: subspecies

Drie namen in Latijnse naamgeving

Derde naam geeft
 een variëteit aan

Slide 33 - Tekstslide

Autotroof
Heterotroof
Kan zelf voedsel maken
Is afhankelijk van andere organismen voor voedsel
Fotosynthese
Bladgroenkorrels
Consument
Producent

Slide 34 - Sleepvraag

Dierlijke cel
Prokaryoot
Eukaryoot
Meercellig
Eencellig
Celkern
Celwand
Autotroof
Heterotroof

Slide 35 - Sleepvraag

Hoe delen wij het leven in?
A
2 Domeinen: Prokaryoten en Eukaryoten
B
3 Domeinen: Bacteriën, Archaea en Eukaryoten
C
4 Rijken: Bacteriën, Dieren, Planten en Schimmels
D
5 Rijken: Bacteriën, Dieren, Planten, Schimmels en Virussen

Slide 36 - Quizvraag