1. Je weet dat zaaien een vorm van vermeerderen is 2. Je weet dat dit generatief vermeerderen of geslachtelijke voortplanting heet. 3. Je kent de verschillende manieren van zaaien 4. Je kent de eigenschappen van zaaigrond 5. Je weet hoe je verschillende zaaibakjes kunt maken
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je over zaaien?
Slide 4 - Woordweb
Zaairegels:
Hoe groter de zaden, hoe dieper ze gezaaid moeten worden.
Zaai vooral niet te dicht: de zaailingen worden dan niet stevig genoeg en daardoor vatbaar voor ziekten.
Druk na het zaaien de grond goed aan en maak die vochtig. Gebruik daarvoor een gieter met broeskop.
Slide 5 - Tekstslide
Zaaimogelijkheden:
Manier 1: in de volle grond
Manier 2: in een zaaibak
Slide 6 - Tekstslide
Temperatuur regelen
meteen op juiste plaats
Vocht regelen
Voorzaaien
Vroeg in het jaar
Na vorstperiode
Slide 7 - Sleepvraag
Verschillende manieren van zaaien
1. Breedwerpig zaaien (kleine zaden)
2. In rijen zaaien (middelgrote zaden)
3. Zaden leggen (grote zaden)
Slide 8 - Tekstslide
Manieren van zaaien
kkkk
Zaden leggen
In rijen zaaien
Breedwerpig zaaien
Slide 9 - Tekstslide
Theorie: Bodemonderzoek
Ph = zuurgraad --> opneembaarheid van stoffen --> voor plantengroei pH 4-7 --> water in Nederland pH 7 - 9,5
EC = hoeveelheid beschikbare voedingsstoffen/mineralen in de bodem ( Electrical Conductivity, Electrische geleidbaarheid in het Nederlands.)
Slide 10 - Tekstslide
Praktijk
Meet de pH van de grond en beantwoord de vragen. - wat betekent deze pH voor de opneembaarheid van stoffen voor de plant?
Meet de EC waarde van de bodem en beantwoord de vraag:
Wat betekent deze waarde voor de plant?
Slide 11 - Tekstslide
Praktijk
Meet de pH van de grond en beantwoord de vragen. - wat betekent deze pH voor de opneembaarheid van stoffen voor de plant?
Meet de EC waarde van de bodem en beantwoord de vraag:
Wat betekent deze waarde voor de plant?
Slide 12 - Tekstslide
Wat wil je gaan zaaien?
- Denk na over wat je wil gaan zaaien?
- Wil je hierover nog iets weten?
(bijv. kan dit in de kas)
- Hoe moet ik dit gaan zaaien?
(dit kun je ook in het winkeltje vragen)
Slide 13 - Tekstslide
Excursie
- Je praat op een normale toon en volume
- Je bent beleeft
- Je zorgt dat anderen geen last van je hebben
Slide 14 - Tekstslide
Wat vond je leuk vandaag en waarom?
Slide 15 - Open vraag
Wat vond je minder leuk en waarom?
Slide 16 - Open vraag
Wat heb je geleerd?
1. Je weet dat zaaien een vorm van vermeerderen is 2. Je weet dat dit generatief vermeerderen of geslachtelijke voortplanting heet. 3. Je kent de verschillende manieren van zaaien 4. Je kent de eigenschappen van zaaigrond 5. Je weet hoe je verschillende zaaibakjes kunt maken
Slide 17 - Tekstslide
Huiswerk
Maken opdrachten van het werkblad zaaien
We bespreken dit in de volgende les
Slide 18 - Tekstslide
Verzorgingskaart maken
- Je ontvangt van je docent een opdracht
- Deze opdracht maak je alleen
- Je levert deze opdracht digitaal en op papier in