2hva 6-3-2025 - GR H3 verschil wg en ng

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • Liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen
  • lesboek
  • schrift
  • pen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • Liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen
  • lesboek
  • schrift
  • pen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen
  • Pitch bookbox
  • Vragen over het huiswerk?
  • Uitleg GR H3 (blz. 88) - onderscheid wg en ng
  • Aan de slag met de opdrachten. 

Slide 2 - Tekstslide

Pitch
Kim
Bjørn
Natello

Slide 3 - Tekstslide

Vragen over het huiswerk?

Slide 4 - Tekstslide





Na deze lessen kun je
  • onderscheid maken tussen het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde.
Doel

Slide 5 - Tekstslide

wg of ng 
Geef aan of er sprake is van een wg of ng.
  • Het internet bleek een geweldig uitvinding.
  • Hij heeft zijn broek met bleek schoongemaakt.
  • Hij wilde vroeger heel erg graag computerprogrammeur worden. 
  • Zij is vandaag niet naar school gegaan.
  • Ben jij bang voor de grote boze wolf?

Slide 6 - Tekstslide

aantekeningen: H3 GR zinsdelen (blz. 88)
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde (wg) => iemand/iets doet iets.

Naamwoordelijk gezegde (ng) => zegt wat iemand/iets is (wordt/blijkt/lijkt/blijft/schijnt).

Ng => altijd kww (koppelwerkwoord) aanwezig.
Werkwoordelijk deel: => alle ww in de zin, waaronder het kww en de pv.
Naamwoordelijk deel: => zelfstandig en/of bijvoeglijk naamwoord.

NG => kenmerk of eigenschap van iets of iemand.
1 zinsdeel, maar kan verspreid in de zin staan. 

Slide 7 - Tekstslide

aantekeningen: H3 GR zinsdelen (blz. 88)
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
Stappenplan wg of ng:
Het internet / bleek / na enige jaren / een geweldig uitvinding.


stap 1.: noteer pv en ow
stap 2.:  vraag: staat er een vorm van zijn, worden, blijven, blijken, lijken of schijnen in de zin?

Slide 8 - Tekstslide

aantekeningen: H3 GR zinsdelen (blz. 88)
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
nee

wg
stap 2.:  vraag: staat er een vorm van zijn, worden, blijven, blijken, lijken of schijnen in de zin?

Nee

wg
(pv + overige ww)
Ja

Stap 3: zegt dit ww wat iemand of iets is (of wordt, blijkt enz.)?

ja

Stap 4: vraag wie/wat + pv + ow + ww
antwoord: nw. deel

ng = pv + [nw.deel] + overige ww
ng

Slide 9 - Tekstslide

Wg of ng?
Stappenplan wg of ng:
Het internet / bleek / na enige jaren / een geweldig uitvinding.



Slide 10 - Tekstslide

Wat:
H3 GR zinsdelen (blz. 88): 
Iedereen: maak opdracht 1 

(Je maakt deze in je schrift).

Hoe:
Samen met je buurman/buurvrouw  of alleen.

Klaar:
Maak opdracht 2. Ben je daar ook mee klaar, dan ga je verder met opdracht 3.







Hulp nodig?
Kijk naar het stoplicht

rood: stil! 
Vraag het de docent als
je het echt niet meer weet.
geel: fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je
groen:  fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je of vraag het
de docent  


Aan het werk!
timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide






Je kunt onderscheid maken tussen het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde.
Doel

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
10 maart
Maken: 
H3 GR v.a. blz 88: 
Iedereen: opdrachten 1 en 2


Leren:
theorie SP H3 (blz. 94, 96) en SP H4 (blz. 124, 126). 
theorie GR H3 (blz. 88)
Pitch 10 maart:
Ravi
Kristian
Kian

Slide 13 - Tekstslide