grammatica opdr. 8 tm 14 (T/T_+) (SLR)

Blok 3 Grammatica
wel of geen lv? 


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Blok 3 Grammatica
wel of geen lv? 


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les:
- kun je aangeven of er wel of geen lv in een zin staat.
- kun je benoemen welke zinsdelen nooit lijdend voorwerp zijn. 

Slide 2 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + ond = lv

Slide 3 - Tekstslide

NOOIT lijdend voorwerp:
zinsdelen die hoeveelheden  aangeven zijn nooit lv.

maten                
gewichten
afstanden   
tijden

Slide 4 - Tekstslide

Spiekbriefje
Vorige keer heb je een spiekbriefje in je schrift moeten schrijven. 

schrijf daarbij:
'maten, gewichten, afstanden en tijden zijn nooit 
lijdend voorwerp!'

Slide 5 - Tekstslide

Een zin heeft alleen een lijdend voorwerp als je antwoord kunt geven op de vraag:
Wie of wat
+
wwg
+
lv
onderwerp
=
Antwoorden op alle andere vragen zijn géén lijdend voorwerp. 

Slide 6 - Tekstslide

Roy drinkt iedere dag een glas melk.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 7 - Quizvraag

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 8 - Quizvraag

Evelien wacht twee uur op haar vriend

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

Joop geeft Hans een klap.

lijdend voorwerp=
A
Joop
B
geeft
C
Hans
D
een klap

Slide 10 - Quizvraag

De buurman maait elke week zijn gras.

lijdend voorwerp=
A
De buurman
B
zijn gras
C
elke week
D
er staat geen lv in.

Slide 11 - Quizvraag

Blok 3 Grammatica
woordsoortbenoeming 


Slide 12 - Tekstslide

Woordsoorten
Je hebt al een aantal woordsoorten geleerd. 

werkwoorden
lidwoorden
zelfstandige naamwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
voorzetsels

Slide 13 - Tekstslide

voorzetsels

Slide 14 - Tekstslide

ezelsbruggetje
... de kooi

... de doos
of

... het schoolfeest. 

Slide 15 - Tekstslide

schrijf 3 voorzetsels op

Slide 16 - Open vraag

Pak je boek erbij

Je krijgt zometeen een paar opdrachten op als huiswerk. 
Ik ga even uitleggen hoe je opdracht 14 in je schrijft moet schrijven. 

blz 123, opdracht 14. 

Hier een uitleg hoe je dit moet aanpakken: 

Slide 17 - Tekstslide

opdracht 14
werk per zin. Noteer het nummer van de zin en noteer de woordsoorten onder elkaar:  
zin 1.
           ww: heeft - veranderd 
           lw: de - de - het 
           znw: 
           bijv. nw:
           vz: 


Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht 8 tm 14. 
blz 120-123

Slide 19 - Tekstslide