Unit 1 les 2 persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden kom je op allerlei plaatsen in de zin tegen.
Een paar voorbeelden:
Ik heb je gisteren gezien!

Ons huis is supergroot.
Dat van ons (het onze) is nog veel groter!
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden kom je op allerlei plaatsen in de zin tegen.
Een paar voorbeelden:
Ik heb je gisteren gezien!

Ons huis is supergroot.
Dat van ons (het onze) is nog veel groter!
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

persoonlijke vnw. als onderwerp
ik
I
I like films.
jij
you
You hate films!
zij/hij/het
she/he/it
He studies very hard.
wij
we
We work at McD's.
jullie
you
You share a bedroom.
zij
they
They fly to NY every year!

Slide 2 - Tekstslide

persoonlijke vnw. als voorwerp (dus niet als onderwerp)
me/mij
me
Can you help me?
je/jou
you
Peter saw you yesterday.
haar/hem/het
her/him/it
My dad really likes him/her/it.
ons
us
Don't you believe us?
jullie
you
I gave you a nice present.
hen
them
I beat all of them at tennis!

Slide 3 - Tekstslide

bezittelijk vnw. 
mijn
my
I like my dad.
jouw
your
You hate your neighbour!
haar/zijn
her/his/its
His/her/its brother is great.
ons/onze
our
Do you like our house?
jullie
your
You share your bedroom.
hun
their
They visit their granny every week!

Slide 4 - Tekstslide

bezittelijk vnw., maar nu zelfstandig
die (dat) van mij, de mijne
mine
That's mine!
die (dat) van jou
yours
That's yours!
die (dat) van haar/zijn
hers/his
That's his/hers!
die (dat) van ons/onze
ours
That's ours!
die (dat) van jullie
yours
That's yours! 
die (dat) van hun
theirs
That's theirs!

Slide 5 - Tekstslide

Alles bij elkaar!
I
me
my
mine
you
you
your
yours
he/she/it
him/her/it
his/her/its
hers/his
we
us
our
ours
you
you
your
yours
they
them
their
theirs

Slide 6 - Tekstslide

Ik werk regelmatig met Lesson-Up, zoals je al zag. Ook daar wil ik jullie graag toevoegen aan jullie klas!

Ga naar lessonup.com en klik dan op registreren. Werk altijd met je schoolaccount!

Dit is de code die je eenmalig
nodig hebt: ugdxg

LessonUP: let's check!

Slide 7 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden geven aan..
A
van wie iets is
B
over wie iets gaat
C
voor wie iets is

Slide 8 - Quizvraag

Gebruik hier een persoonlijk voornaamwoord:
My parents
A
They
B
We
C
I
D
You

Slide 9 - Quizvraag

Gebruik hier een persoonlijk voornaamwoord:
My sister
A
He
B
It
C
She
D
I

Slide 10 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 11 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 12 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 13 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Peter
A
you
B
we
C
it
D
he

Slide 14 - Quizvraag

Gebruik hier een persoonlijk voornaamwoord:
My dad
A
You
B
He
C
She
D
It

Slide 15 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord:
... is from Curacao. (zij)
A
She
B
They
C
He
D
We

Slide 16 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord:
Can ... borrow your pen? (ik)


A
i
B
I
C
you
D
we

Slide 17 - Quizvraag

Bezittelijke voornaamwoorden geven aan..
A
voor wie iets is
B
over wie iets gaat
C
van wie iets is

Slide 18 - Quizvraag

'My' is een bezittelijke voornaamwoord en betekent 'mijn'.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:

That food is ...
A
our
B
ours

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn allemaal bezittelijke voornaamwoorden?
A
my, your, us
B
he, his, hers
C
their, our, mine
D
its, me, our

Slide 21 - Quizvraag


Wat is geen bezittelijk voornaamwoord?
A
you
B
my
C
his
D
our

Slide 22 - Quizvraag

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:
"Peter forgot ___ books!"
A
his
B
hims

Slide 23 - Quizvraag

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:
"___ house is bigger than ___...'
A
ours - yours
B
our - your
C
our - yours
D
ours - your

Slide 24 - Quizvraag

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:

The coffee is ...
A
mine
B
my

Slide 25 - Quizvraag

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:

Is this cup ...
A
your
B
yours

Slide 26 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
ons / onze
A
us
B
we
C
our
D
hour

Slide 27 - Quizvraag

Zeg het in het Engels!
samenkomst

Slide 28 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
aardrijkskunde

Slide 29 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
geschiedenis

Slide 30 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
wiskunde

Slide 31 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
alinea

Slide 32 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
middelbare school

Slide 33 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
klasgenoot

Slide 34 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
bestuderen

Slide 35 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
onderwijzen

Slide 36 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
etui

Slide 37 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
bureau

Slide 38 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
'die van mij'

Slide 39 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
'die van hen'

Slide 40 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
'zijn' (bezit. vnw.!)

Slide 41 - Open vraag

Zeg het in het Engels!
'hun' (bezit. vnw.!)

Slide 42 - Open vraag