Hartritmestoornissen
1 / 19
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hart-longen-hart hoort bij?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden
Slide 2 - Quizvraag
Het hart heeft...
A
1 klep
B
2 kleppen
C
3 kleppen
D
4 kleppen
Slide 3 - Quizvraag
Welke route legt het bloed af van hart tot hart?
A
Hart- slagaders- aders- haarvaten- hart
B
Hart- aders- haarvaten- slagaders- hart
C
Hart- slagaders- haarvaten- aders- hart
D
Hart- aders- haarvaten- slagaders- hart
Slide 4 - Quizvraag
Tijdens een hartritme stoornis is de hartslag:
A
Te snel
B
Te langzaam
C
Onregelmatig
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 5 - Quizvraag
de prikkel in het hart ontstaat in de
A
purkinje vezel
B
bundel van his
C
AVknoop
D
sinusknoop
Slide 6 - Quizvraag
De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers
Slide 7 - Quizvraag
Hoe heet de aandoening waarbij een coronaire wel vernauwd is, maar (nog) niet helemaal dicht zit?
A
Hartinfarct
B
Cardiomyopathie
C
Bundeltakblok
D
Angina pectoris
Slide 8 - Quizvraag
De prikkel om het hart te laten slaan wordt afgegeven door de sinusknoop
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
hoe werkt de prikkelgeleiding van het hart?
Slide 10 - Woordweb
Slide 11 - Tekstslide
Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van boezemfibrilleren
A
Hoge bloeddruk
B
Disfunctie van de hartklep (mitralisklep)
C
Verminderde pompfunctie van het hart
D
Diabetes
Slide 12 - Quizvraag
Mensen met langdurig atriumfibrilleren krijgen vaak anticoagulantia. Waarom?
A
Om de aanval van atriumfibrilleren te stoppen.
B
Om de symptomen, zoals druk op de borst, te verminderen.
C
Om de bloeddruk te verlagen.
D
Om de kans op herseninfarcten te verkleinen
Slide 13 - Quizvraag
Een verschil tussen atriumfibrilleren en ventrikelfibrilleren is dat.....
A
...atriumfibrilleren niet direct levensgevaarlijk is, ventrikelfibrilleren wel.
B
...ventrikelfibrilleren niet direct levensgevaarlijk is, atriumfibrilleren wel.
C
...atriumfibrilleren meestal door een aangeboren hartafwijking komt, ventrikelfibrilleren door een verworven aandoening.
D
...ventrikelfibrilleren meestal door een aangeboren hartafwijking komt. atriumfibrilleren door een verworven aandoening.
Slide 14 - Quizvraag
wat is een bradycardie?
A
hartslag die onregelmatig is
B
hartslag van 50 slagen of minder per minuut
C
hartslag van 100 slagen of meer per minuut
Slide 15 - Quizvraag
Je krijgt te horen dat een zorgvrager een tachycardie heeft, wat bedoelen ze daar mee?
A
Snelle ademhaling
B
Snelle hartslag
C
Langzame ademhaling
D
Langzame hartslag
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Waar staat ECG voor?
A
elektrische beademing
B
elektracardiogram
C
Elektrocardiogram
D
elektrische cardio golf
Slide 18 - Quizvraag
Wat wordt er op een ECG geregistreerd?
A
De prikkelgeleiding over de kransslagaders
B
De bloedstroom door het hart
C
De geleiding van electrische prikkels in hart
D
De bloedstroom door de kransslagaders
