komma
Komma’s gebruik je om een zin overzichtelijk te maken.
Een komma staat op de plaats waar je bij het hardop lezen even een rust neemt.
In langere zinnen plaats je een komma voor de woorden waarmee een bijzin begint.
Voorbeeld:
Het schilderij, dat verplaatst moest worden, heeft de ‘operatie’ goed doorstaan.
Een bijstelling zet je tussen komma’s.
Voorbeeld:
Janneke, het leukste meisje uit 4h5, heeft nu ook de griep.
Delen van opsommingen zet je tussen komma’s.
Voorbeeld:
Hij kocht andijvie, boerenkool, wortelen, aardappelen en een CD.