Dit is waar we het in dit hoofdstuk over gaan hebben. Het is 1 pure stof met vaste eigenschappen. Deze stof komt ofwel in deze vorm voor in de natuur, ofwel is het resultaat van een chemische reactie waarin verschillende stoffen zich met elkaar verbonden hebben en zo een nieuwe stof gevormd hebben.
Duur gezegd: het is een vorm van materie die een gelijke chemische samenstelling heeft, een chemisch zuivere stof.
Een voorbeeld hiervan is plastic.
Slide 4 - Tekstslide
Mengsel
Een mengsel bestaat uit 2 of meer verschillende stoffen. Er vindt geen chemische reactie plaats, dus het blijven separate stoffen.
Op moleculair niveau zie je dus verschillen.
Een voorbeeld is zeewater.
Slide 5 - Tekstslide
Alle eigenschappen waaraan we een stof kunnen herkennen noemen we stofeigenschappen.
Slide 6 - Tekstslide
Stofeigenschappen
geur
kleur
smaak
brandbaarheid
dichtheid
smeltpunt
kookpunt
Slide 7 - Tekstslide
stofeigenschappen
Massa en vorm zijn geenstofeigenschappen
een suikerklontje of een theelepel suiker. De vorm en massa zijn anders, maar de stof blijft nog steeds hetzelfde
De wetenschappelijke term voor ijs 'vast water' is?
Slide 12 - Tekstslide
Fasen
Alle stoffen kunnen in 3 verschillende fasen voorkomen:
Vast, vloeibaar of gas.
Slide 13 - Tekstslide
Het is afhankelijk van de temperatuur van de stof in welke fase het zich bevindt.
De fase van een stof bij een temperatuur van 20°C noemen we de fase bij kamertemperatuur.
(g)
(l)
(s)
Slide 14 - Tekstslide
Fasen
In vaste stoffen zijn de moleculen stevig aan elkaar gebonden. Er is niet echt beweging mogelijk, daarom heeft de stof een eigen vorm.
Bij vloeistoffen zijn de bindingen tussen de moleculen wat losser. Hierdoor is er wel beweging mogelijk, maar de vloeistof blijft wel bij elkaar. Vloeistof neemt de vorm aan van datgene waarin het wordt gegoten.
In gassen zijn de bindingen tussen de moleculen erg zwak. De moleculen kunnen in alle richtingen bewegen en zullen zich ook verspreiden.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Vraag
Hoe noemen we water in de drie fasen?
Slide 17 - Tekstslide
Antwoord
Water in de 3 fasen:
Vast: ijs
Vloeibaar: water
Gas: waterdamp
Slide 18 - Tekstslide
Vraag
Bij welke temperatuur bevriest benzine?
Slide 19 - Tekstslide
Antwoord: tussen de -30 en -50 graden celsius.
Omgekeerd is dezelfde temperatuur dan ook weer het smeltpunt.
In benzine is een antistollingsmiddel toegevoegd om klonteren bij lage temperaturen te voorkomen.
Slide 20 - Tekstslide
Noem zoveel mogelijk stofeigenschappen
Slide 21 - Woordweb
https:
Slide 22 - Link
Slide 23 - Video
Slide 24 - Video
verdampen
condenseren
stollen
smelten
rijpen
sublimeren
gas
vloeibaar
vast
Slide 25 - Sleepvraag
Slide 26 - Tekstslide
Wat is de fase van broom bij een temperatuur van 20 °C?
A. Gas
B. Vast
C. Vloeibaar
Slide 27 - Tekstslide
Resumerend
De lesdoelen waren:
Je kent het verschil tussen een mengsel en een zuivere stof.
Je weet dat je een stof kunt herkennen aan stofeigenschappen en kunt daarvan een paar voorbeelden noemen.
Je kent de verschillende fasen waarin stoffen kunnen verkeren en weet hoe het heet als een stof overgaat naar een andere fase.
Je weet wat er op moleculair niveau aan de hand is bij de verschillende fasen.
Je weet welke temperatuur we bedoelen met kamertemperatuur.
Doelen bereikt?
Slide 28 - Tekstslide
EINDE
Slide 29 - Tekstslide
Wat is het smeltpunt van kamfer?
A
452 K
B
179 °C
C
477 °C
D
204 K
Slide 30 - Quizvraag
Wat is het kookpunt van aceton?
A
100 °C
B
178,2 °C
C
477 °C
D
329 K
Slide 31 - Quizvraag
Wat is de fase van zwavelzuur bij een temperatuur van 200 °C?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas
D
weet ik niet
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de fase van propaan bij een temperatuur van -20 °C?