Ma famille + avoir + être

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Chez moi!

Lidwoorden

	mannelijk	vrouwelijk	meervoud
de/het	le / l'	la / l'	les
een	un	une	des

Kies het juiste lidwoord:

(een) ... oncle (oom)

1. le
2. la
3. l'
4. un

Kies het juiste lidwoord:

(het) ... fille (meisje)

1. le
2. la
3. un
4. une

Kies het juiste lidwoord:

(de) ... filles (meisjes)

1. le
2. la
3. les
4. des

Kies het juiste lidwoord:

... filles (meisjes)

1. le
2. la
3. les
4. des

Kies het juiste lidwoord:

(een) ... garçon (jongen)

1. le
2. la
3. un
4. une

Kies het juiste lidwoord:

de katten

1. le chats
2. les chats
3. l' chats
4. les chat

Bijvoeglijk naamwoord

vor

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	-	+ e
meervoud	+ s	+ es

VOORBEELD	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	Arthur est petit	Sophie est petit e
meervoud	Arthur et Jan sont petit s	Sophie et Nina sont petit es

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijwoord
4. voorzetsel

Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord ?

1. beau
2. petit
3. qui
4. grand

Welke vorm kan een bijvoeglijk naamwoord hebben?

1. mannelijk
2. mannelijk of vrouwelijk
3. mannelijk of vrouwelijk en enkelvoud
4. mannelijk of vrouwelijk, enkelvoud of meervoud

Sarah est (klein)

1. petit
2. petite
3. petits
4. petites

J'ai deux chats (noir)

1. noir
2. noire
3. noirs
4. noires

Sophie est (français) ........

1. français
2. françaises
3. françaiss
4. française

Vertaal en pas aan:
deux (groot) frères

1. grande
2. grands
3. grandes
4. grand

Les soeurs sont (blond) ... .

1. blond
2. blonds
3. blonde
4. blondes

Révision 

Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.

	Mannelijk	Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud

grande

grandes

grand

grands

AVOIR ( = hebben)

AVOIR 

Kies de juiste vorm van avoir:
Marie ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)

1. avez
2. as
3. ont
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)

1. ai
2. ont
3. avez
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
tu ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

être

être = zijn

ik ben	je suis
jij bent	tu es
hij / zij / men is	il / elle / on est
wij zijn	nous sommes
u bent / jullie zijn	vous êtes
zij zijn	ils / elles sont