komma's mavo

Klas 2 - spelling
leestekens (zakelijke e-mail schrijven)
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klas 2 - spelling
leestekens (zakelijke e-mail schrijven)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Uitleg leestekens
-Inleiding schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van de les:
  • weet je wanneer je een komma moet gebruiken.
  • weet je hoe je een punt, uitroepteken en vraagteken moet gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg: komma
Met een komma maak je een zin overzichtelijker. Je laat zien waar de lezer een korte pauze kan inlassen.

  1. Zet een komma tussen twee persoonsvormen.

Voorbeeld:
  • Wat Sara durft, is echt heel moedig.
  • Als je hier de hoek om gaat, kom je bij de bushalte.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 5 - Open vraag

3. Zet de komma en punt op de juiste plek.

Terwijl ik nog in bed lig staat mijn moeder al de was te strijken

Slide 6 - Open vraag

Waar hoort de komma:
Toen we wegreden zag ik nog net de poes voor het raam liggen.

Slide 7 - Open vraag

Als je goed luistert hoef ik het niet nogmaals uit te leggen.
Waar komt een komma te staan?

Slide 8 - Open vraag

Uitleg: komma
2. Zet komma's tussen de delen van een opsomming. Voor en of of schrijf je geen komma. 

Voorbeeld:
  • We gingen zwemmen, snorkelen en surfen. 

Slide 9 - Tekstslide

Waar hoort de komma?
Voor Nederlands heb ik een boek schrift en pen nodig.

Slide 10 - Open vraag

Ik heb gisteren aardappels vlees en groenten gegeten.
Waar hoort de komma te staan?

Slide 11 - Open vraag

Uitleg: komma
3. Zet een komma voor de signaalwoorden maar, want, omdat, doordat, tenzij, terwijl, mits, zodat, zodra.

Voorbeeld:
  • Ik ga op tijd naar huis, want ik moet morgen vroeg op.. 

Slide 12 - Tekstslide

Voor welk woord komt de komma?

Hij is ziek want hij heeft koorts.

Slide 13 - Open vraag

Waar hoort de komma?
Ik vind dit onderwerp makkelijk daardoor is de les leuk.

Slide 14 - Open vraag

CITAAT

- Wanneer iemands woorden letterlijk weergegeven worden, heet dit een citaat

- staat altijd tussen aanhalingstekens

- wordt ook directe reden genoemd

- begint altijd met een hoofdletter




Slide 15 - Tekstslide

AANHALINGSTEKENS bij citaat

- Een citaat staat altijd tussen aanhalingstekens


Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Slide 16 - Tekstslide

DUBBELE PUNT bij citaat

- Een dubbele punt wordt voor het citaat gebruikt


Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Hoofdletter
Na de dubbele punt volgt normaal nooit een hoofdletter. Een citaat wordt wel met een hoofdletter geschreven. Na een dubbele punt bij een citaat gebruik je WEL een hoofdletter!

Slide 17 - Tekstslide

‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad!
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Marly zei tegen Waldo: ‘Ik kan je niet vinden.’
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Het jongetje vroeg aan zijn moeder: ‘Zijn we er bijna’?
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

Thomas zei ‘Daar heb ik geen zin in.’
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Blz. 29 opdracht 1, 2 en 3

Slide 23 - Tekstslide