Leestekens jaar 3

Leestekens 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leestekens 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhaling leestekens
- Herhaling tegenwoordige en verleden tijd

Slide 2 - Tekstslide

DOEL


- Je kunt de dubbele punten en aanhalingstekens bij citaten goed gebruiken.

- Je weet hoe je de tegenwoordige en verleden  tijd van de persoonsvorm vindt en schrijft.

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 4 - Open vraag

Komma's
1. Bij een opsomming
2. Voor een voegwoord 
3. Tussen twee persoonsvormen

Slide 5 - Tekstslide

Neem goed over en plaats leestekens:
we gaan weer naar school zodra het mag

Slide 6 - Open vraag

Neem goed over en plaats leestekens:
vandaag hebben we biologie wiskunde en Nederlands

Slide 7 - Open vraag

Neem goed over en plaats leestekens:
doordat ik rende ben ik gestruikeld

Slide 8 - Open vraag

CITAAT

- Wanneer iemands woorden letterlijk weergegeven worden, heet dit een citaat

- staat altijd tussen aanhalingstekens

- begint altijd met een hoofdletter




Slide 9 - Tekstslide

AANHALINGSTEKENS bij citaat

- Een citaat staat altijd tussen aanhalingstekens


Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Slide 10 - Tekstslide

DUBBELE PUNT bij citaat

- Een dubbele punt wordt voor het citaat gebruikt


Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Hoofdletter
Na de dubbele punt volgt normaal nooit een hoofdletter. Een citaat wordt wel met een hoofdletter geschreven. Na een dubbele punt bij een citaat gebruik je WEL een hoofdletter!

Slide 11 - Tekstslide

‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad!
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Als het pijn doet geef je maar een gil

Slide 14 - Open vraag

Schrijf over en plaats leestekens
john vroeg aan zijn leerkracht of hij al naar huis mocht

Slide 15 - Open vraag

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.
Wil je die bak met pennen potloden en stiften aangeven

Slide 16 - Open vraag

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 17 - Open vraag

Tegenwoordige en verleden tijd

Slide 18 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 19 - Open vraag

Welke zin bevat de persoonsvorm in de verleden tijd van het werkwoord 'maken'?
A
We maken samen een plan
B
Jij maakt een taart
C
Hij maakte een tekening
D
Ik maak een foto

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin bevat de persoonsvorm in de verleden tijd van het werkwoord 'kijken'?
A
Jij kijkt naar de vogels
B
Ik keek naar de film
C
Hij kijkt altijd naar sport
D
We kijken samen naar de zonsondergang

Slide 21 - Quizvraag

Sterke werkwoorden

Slide 22 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
Denk aan 't ex-kofschip

Ik-vorm + te(n)
of
Ik-vorm + de(n)

Slide 24 - Tekstslide

Welke zin bevat de persoonsvorm in de verleden tijd?
A
Wij lopen elke dag naar school.
B
Ik zwem graag in de zomer.
C
Hij fiets vandaag naar het werk.
D
Zij fietste gisteren naar het park.

Slide 25 - Quizvraag

Welke zin bevat de persoonsvorm in de verleden tijd?
A
Wij dansen altijd op familiefeesten.
B
Zij danst elke week op de dansschool.
C
Hij danste vroeger veel op feestjes.
D
Ik dans graag op muziek.

Slide 26 - Quizvraag

Aan het werk!
Taalverzorging - leestekens - alle opdrachten

Taalverzorging - tegenwoordige en verleden tijd - alle opdrachten

Klaar? Trainen

Slide 27 - Tekstslide

DOEL


- Je kunt de dubbele punten en aanhalingstekens bij citaten goed gebruiken.

- Je weet hoe je de tegenwoordige en verleden  tijd van de persoonsvorm vindt en schrijft.

Slide 28 - Tekstslide