oef 13
aflopen = afliep / is afgelopen
bedenken = bedacht/heb bedacht
bezichtigen= bezichtigde/ heb bezichtigd
bezoeken= bezocht/heb bezocht
boeken= boekte/ heb geboekt
dromen= droomde/heb gedroomd
insmeren= insmeerde/heb ingesmeerd
irriteren= irriteerde/heb geïrriteerd
klimmen= klom/heb geklommen
opruimen= opruimende/heb opgeruimd
schaatsen= schaatste/ heb geschaatst
slapen= sliep/heb geslapen
strijken= streek/heb gestreken
verbrand= verbrande/ heb verbrand
zich vermaken =zich vermaakte/ heb zich vermaakt
waarschuwen= waarschuwde/ heb gewaarschuwd
wennen= wende/ is gewend aan
zonnen = zonde/ heb gezond