leerjaar 1-dt6-week1

Grammatica: Zinsontleding
1. Herhalen
2. Het lijdend voorwerp
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica: Zinsontleding
1. Herhalen
2. Het lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het eerste zinsdeel dat je zoekt als je een zin gaat ontleden?

Slide 2 - Open vraag

Op welke drie manieren kan je de pv vinden?

Slide 3 - Open vraag

Op welke manier vind je het onderwerp van de zin?

Slide 4 - Open vraag

Uit welke werkwoorden bestaat het gezegde van de zin?
A
de persoonsvorm
B
de werkwoorden die over blijven in de zin
C
alle werkwoorden bij elkaar
D
werkwoorden? wat zijn dat?

Slide 5 - Quizvraag

Het lijdend voorwerp

Slide 6 - Tekstslide

Waar denk je aan
bij het werkwoord
eten?

Slide 7 - Woordweb

Het lijdend voorwerp (vervolg)
-Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp. 
-Het lijdend voorwerp ondergaat de handeling in de zin.
-Je vraagt: wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp? 

Voorbeeld: Hans koopt een schilderij. 

Je vraagt: Wie of wat koopt Hans? 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin

Ik kan deze zin ontleden.
A
ik
B
kan
C
kan ontleden
D
deze zin

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
Piet en zijn zus hebben een mooie beker gewonnen
A
Piet en zijn zus
B
beker
C
een mooie beker
D
hebben gewonnen

Slide 10 - Quizvraag

Stappenplan zin ontleden
1. Zoek de persoonsvorm (tijdproef/ vraagproef)
2. Verdeel de zin in zinsdelen (zinsdeelproef)
3. Zoek het onderwerp (Wie of wat + pv?)
4. Zoek het werkwoordelijk gezegde (Alle werkwoorden in de zin)
5. Zoek het lijdend voorwerp (Wie of wat + wg + ow?)

Slide 11 - Tekstslide